Vertaling van clothes

Inhoud:

Engels
Nederlands
clothes, clothing, apparel, garb, array, attire {eigenn.}
kleding  [v]
goed  [o]
kleren
to clothe, to dress, to fit, to suit, to array, to attire {ww.}
kleden
staan
omkleden
aankleden 

he/she/it clothes

hij/zij/het kleedt
» meer vervoegingen van kleden

You are expected to dress well for this shop.
Je dient je correct te kleden voor deze winkel.
to apparel, to clothe, to dress, to enclothe, to fit out, to garb, to garment, to habilitate, to raiment, to tog {ww.}
kleden
aankleden

he/she/it clothes

hij/zij/het kleedt
» meer vervoegingen van kleden



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

He buys clothes.

Hij koopt kleding.

Tom changed clothes.

Tom omkleedde zich.

Clothes make the man.

Kleren maken de man.

Mayuko designed her own clothes.

Mayuko ontwierp haar eigen kleding.

Take off your wet clothes.

Doe uw natte kleren uit.

Washing clothes is my work.

Kleren wassen is mijn taak.

His clothes always smell bad.

Zijn kleren ruiken altijd slecht.

Mary started taking her clothes off.

Mary begon haar kleren uit te trekken.

I wear cool clothes and cool sunglasses.

Ik draag coole kleren en een coole zonnebril.

She wanted to wash the dirty clothes.

Ze wou de vuile kleren wassen.

We provided them with money and clothes.

We gaven hun geld en kleding.

Have you bought any new clothes lately?

Heb je onlangs enige nieuwe kleding gekocht?

My clothes were dirty with oil.

Mijn kleren waren vuil van de olie.

You look good in those clothes.

Je ziet er goed uit in die kleren.

I slept with my clothes on.

Ik sliep met mijn kleren aan.


Gerelateerd aan clothes

clothing - apparel - garb - array - attire - clothe - dress - fit - suit - enclothe - fit out - garment - habilitate - raiment - togcater