Vertaling van coach
Inhoud:
Engels
Nederlands
to coach, to tutor {ww.}
opvoeden
onderwijzen
onderwijzen
I coach
you coach
we coach
ik voed op
jij voedt op
wij voeden op
» meer vervoegingen van opvoeden
I coach
you coach
we coach
ik train
jij traint
wij trainen
» meer vervoegingen van trainen
You must continue to train.
Je moet blijven trainen.
coach, instructor, trainer {zn.}
oefenmeester
trainer
coach
trainer
coach
I wanted to hire a coach.
Ik wilde een touringcar huren.
to coach, to train {ww.}
coachen
I coach
you coach
we coach
ik coach
jij coacht
wij coachen
» meer vervoegingen van coachen
Phaeton, coach, coach-and-four, four-in-hand {zn.}
Phaëthon
toerwagen
luxewagen
personenauto
personenwagen
toerwagen
luxewagen
personenauto
personenwagen
I took the 61 bus.
Ik nam bus 61.
The bus is behind time.
De bus is vertraagd.
carriage, coach, waggon, van, truck {zn.}
wagon
spoorwagen
spoorwagen