Vertaling van cookie

Inhoud:

Engels
Nederlands
biscuit, cookie, bikkie, cracker {zn.}
biscuit [o]
cupcake, cookie {zn.}
koekje  [o]
mop
There is a cookie under the table.
Een koekje ligt onder de tafel.
"Stop begging for a cookie, Tim," his mum said, "Remember, 'Children who ask get skipped.'"
"Hou op te bedelen om een koekje, Tim," zei zijn moeder. "Je weet het: 'Kinderen die vragen, worden overgeslagen.'"
biscuit, cookie, cooky {zn.}
koek [m] (de ~)
biscuit, cookie, cooky {zn.}
koek
biscuit, cookie, cooky {zn.}
biscuit [m] (de/het ~)
biscuit, cookie, cooky {zn.}
biscuit [o] (het ~)
kaakje [o] (het ~)
biscuit, cookie, cooky {zn.}
koksjongen
koksmaatje
koksmaat


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

That's the way the cookie crumbles.

Dat is het leven.

There is a cookie under the table.

Een koekje ligt onder de tafel.

"Stop begging for a cookie, Tim," his mum said, "Remember, 'Children who ask get skipped.'"

"Hou op te bedelen om een koekje, Tim," zei zijn moeder. "Je weet het: 'Kinderen die vragen, worden overgeslagen.'"


Gerelateerd aan cookie

biscuit - bikkie - cracker - cupcake - cookybaked goods - delicacy - teacake - assistant