Vertaling van cooking
kookkunst
opstaan
bereiden
brouwen
toebereiden
klaarmaken
Voorbeelden in zinsverband
I am cooking now.
Ik ben aan het koken.
What are you cooking?
Wat zijn jullie aan het koken?
I saw you cooking.
Ik zag u koken.
My mother is cooking breakfast.
Mijn moeder maakt het ontbijt klaar.
I really like French cooking.
Ik hou echt van de Franse keuken.
She likes cooking for her family.
Ze kookt graag voor haar gezin.
Mary doesn't use salt in her cooking.
Mary kookt zonder zout.
Have you learned cooking or anything?
Heb jij leren koken ofzo?
My mother is busy cooking supper.
Mijn moeder is bezig het avondeten te koken.
My mother is cooking for me.
Mijn moeder kookt voor mij.
I'm used to cooking for myself.
Ik ben gewoon om voor mezelf te koken.
Since you did the cooking, I'll do the dishes.
Omdat jij hebt gekookt, zal ik de afwas doen.
I usually turn on the hood when cooking.
Ik zet meestal de afzuigkap aan tijdens het koken.