Vertaling van costs
he/she/it costs
hij/zij/het kost
» meer vervoegingen van kosten
worden
maken
komen
kosten
belopen
bedragen
he/she/it costs
hij/zij/het is
» meer vervoegingen van zijn
Voorbeelden in zinsverband
This CD costs $10.
Deze CD kost 10 dollar.
It costs too much.
Het kost te veel.
This shirt costs ten dollars.
Dit hemd kost tien dollar.
This diamond costs a fortune.
Deze diamant kost een fortuin.
This book costs 4 dollars.
Dit boek kost 4 dollar
This doll costs only sixty cents.
Deze pop kost maar zestig cent.
It costs money to borrow money!
Geld lenen kost geld!
Did you see how much this phone costs? It costs an arm and a leg!
Heb je gezien hoeveel deze telefoon kost? Dat is een rib uit mijn lijf!
The trouble is that it costs too much.
Het probleem is dat het te duur is.
Good quality fruit is scarce in the winter and it costs a lot.
Kwaliteitsfruit is schaars in de winter en het kost veel.
At the market such cheese costs only five euro something per kilo.
Op de markt kost zulke kaas maar vijf euro zoveel per kilo.