Vertaling van count
I count
you count
we count
ik tel
jij telt
wij tellen
» meer vervoegingen van tellen
aanrekenen
I count
you count
we count
ik reken aan
jij rekent aan
wij rekenen aan
» meer vervoegingen van aanrekenen
I count
you count
we count
ik tel
jij telt
wij tellen
» meer vervoegingen van tellen
I count
you count
we count
ik tel mee
jij telt mee
wij tellen mee
» meer vervoegingen van meetellen
valideren
geldig zijn
opgaan
gelden
I count
you count
we count
ik valideer
jij valideert
wij valideren
» meer vervoegingen van valideren
Voorbeelden in zinsverband
He can't count.
Hij kan niet tellen.
You can count on him.
Op hem kan gerekend worden.
Wait till I count ten.
Wacht tot ik tot tien tel.
You can count on me any time.
Je kan wanneer dan ook op me rekenen.
You could count to ten when you were two.
Wanneer je twee jaar oud was kon je al tot tien tellen.
When angry, count to ten before you speak.
Als je boos bent, tel dan tot tien voordat je wat zegt.
My son can already count up to one hundred.
Mijn zoon kan al tot honderd tellen.
I'm very busy so don't count on me.
Ik ben erg druk, dus reken niet op mij.
I will count to three, and then I will fire!
Ik tel tot drie, en dan vuur ik!
You can count on us for better service in the future.
Je kan er rekenen dat we de volgende keer een betere service zullen leveren.
There are so many stars in the sky, I can't count them all.
Er staan zoveel sterren aan de hemel, ik kan ze niet allemaal tellen.
She's only two years old, but she can already count to 100.
Ze is nog maar twee jaar, maar ze kan al tot 100 tellen.
She is only two years old but is able to count to 100.
Ze is nog maar twee jaar, maar ze kan al tot 100 tellen.
If there's no life after death, then you'd better make this life count.
Als er geen leven na de dood is, kan je dit leven maar beter laten tellen.