Vertaling van cuss
Inhoud:
Engels
Nederlands
to blaspheme, to curse, to cuss, to swear {ww.}
blasfemeren
godslasteren
ketteren
vloeken
godlasteren
godslasteren
ketteren
vloeken
godlasteren
to curse, to cuss, to swear {ww.}
vloeken
to blaspheme, to curse, to cuss, to imprecate, to swear {ww.}
blasfemeren
curse, curse word, cuss, expletive, oath, swearing, swearword {zn.}
vloek
vervloeking
verwensing
krachtterm
godslastering
vervloeking
verwensing
krachtterm
godslastering
It's a curse.
Het is een vloek.
It is a curse.
Het is een vloek.
blighter, bloke, chap, cuss, fella, feller, fellow, gent, lad {zn.}
dondersteen