Vertaling van cut

Inhoud:

Engels
Nederlands
to cut, to make to measure {ww.}
vormgeven
vormen 

I cut
you cut
we cut

ik geef vorm
jij geeft vorm
wij geven vorm
» meer vervoegingen van vormgeven

to cut, to slit {ww.}
doorsnijden

I cut
you cut
we cut

ik doorsnijd
jij doorsnijdt
wij doorsnijden
» meer vervoegingen van doorsnijden

to cut, to mow {ww.}
maaien 
zichten

I cut
you cut
we cut

ik maai
jij maait
wij maaien
» meer vervoegingen van maaien

to cut {ww.}
slijpen

I cut
you cut
we cut

ik slijp
jij slijpt
wij slijpen
» meer vervoegingen van slijpen

to cut, to slice {ww.}
snerpen
snijden 

I cut
you cut
we cut

ik snerp
jij snerpt
wij snerpen
» meer vervoegingen van snerpen

to cut, to cut a connection {ww.}
uitschakelen
uitzetten
afbreken 

I cut
you cut
we cut

ik schakel uit
jij schakelt uit
wij schakelen uit
» meer vervoegingen van uitschakelen

cut {zn.}
snijwond
snede
snee
jaap
cut {zn.}
vorm
snit
fatsoen [o]
makelij [v]
coupe [v]
cut {zn.}
snede
snee
cut, cutback, cutting, slash, abscission {zn.}
afsnijden  [o]
afgesneden stuk
cut {zn.}
coupe [v]
cut {zn.}
knip
to chop, to cut, to hack, to hew {ww.}
houwen
kappen
hakken

I cut
you cut
we cut

ik houw
jij houwt
wij houwen
» meer vervoegingen van houwen

to dissect, to cut {ww.}
doorsnijden
sectie verrichten

I cut
you cut
we cut

ik doorsnijd
jij doorsnijdt
wij doorsnijden
» meer vervoegingen van doorsnijden

to clip, to cut, to shear {ww.}
knippen 
scheren 
snoeien

I cut
you cut
we cut

ik knip
jij knipt
wij knippen
» meer vervoegingen van knippen

to cut off, to cut, to curtail, to retrench, to slash, to truncate {ww.}
afsnijden 
afsteken

I cut
you cut
we cut

ik snijd af
jij snijdt af
wij snijden af
» meer vervoegingen van afsnijden

slice, cut, cutting {zn.}
snede
snee
schijf
plak
moot
sneetje  [o]
filet [o]


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Cut it in half.

Snij het door de helft.

Cut, wash and dry, please.

Knippen, wassen en drogen alstublieft.

They cut down the tree.

Ze hakten de boom om.

My mother cut my hair too short.

Mijn moeder heeft mijn haar te kort geknipt.

Cut the cake with a knife.

Snij de cake met een mes.

She cut the apple in half.

Ze sneed de appel in twee.

He had his hair cut short.

Hij liet zijn haar kort knippen.

He cut the rope with his teeth.

Hij sneed het touw met zijn tanden.

He cut the meat with a knife.

Hij sneed het vlees met een mes.

These scissors do not cut well.

Deze scharen knippen niet goed.

I cut my finger with a knife.

Ik heb me met een mes in mijn vinger gesneden.

He gets his hair cut once a month.

Hij laat zijn haar eens per maand knippen.

Give me a cut, wash and dry please.

Knippen, wassen en drogen alstublieft.

I had my hair cut at a barber's shop.

Ik liet mijn haar knippen bij de kapper.

Tom cut his finger and it's bleeding pretty badly.

Tom heeft in zijn vinger gesneden en het bloedt behoorlijk.


Gerelateerd aan cut

make to measure - slit - mow - slice - cut a connection - cutback - cutting - slash - abscission - chop - hack - hew - dissect - clip - shear