Vertaling van denote

Inhoud:

Engels
Nederlands
to denote, to mark, to motion {ww.}
tekenen 
kenmerken
merken 
een teken geven
aangeven 
aanduiden 

I denote
you denote
we denote

ik teken
jij tekent
wij tekenen
» meer vervoegingen van tekenen

to indicate, to suggest, to point out, to connote, to denote {ww.}
aanduiden 
wijzen 
uitduiden
aanwijzen 
aangeven 

I denote
you denote
we denote

ik duid aan
jij duidt aan
wij duiden aan
» meer vervoegingen van aanduiden

Is it possible to indicate a date on which a language came into life? "What a question!" you will be inclined to say. And yet such a date exists: the 26th of July, the…
Kan men een datum aanduiden, waarop een taal begon te leven? Men is geneigd te antwoorden: "Wat een vraag!" . En toch bestaat er zulk een datum: 26 juli, Esperantodag…
to denote, to refer {ww.}
terugslaan

I denote
you denote
we denote

ik sla terug
jij slaat terug
wij slaan terug
» meer vervoegingen van terugslaan

to imply, to mean, to signify, to denote, to represent, to stand for {ww.}
staan voor
betekenen 
beduiden

I denote
you denote
we denote

ik beteken
jij betekent
wij betekenen
» meer vervoegingen van betekenen

We stand for democracy.
Wij staan voor democratie.
to announce, to denote {ww.}
inleiden
aankondigen
inluiden
annonceren

I denote
you denote
we denote

ik leid in
jij leidt in
wij leiden in
» meer vervoegingen van inleiden

to announce, to denote {ww.}
aandienen

I denote
you denote
we denote

ik dien aan
jij dient aan
wij dienen aan
» meer vervoegingen van aandienen

to announce, to denote {ww.}
publiceren
notifiëren
notificeren
bekendmaken

I denote
you denote
we denote

ik publiceer
jij publiceert
wij publiceren
» meer vervoegingen van publiceren

to announce, to denote {ww.}
aanmelden
aandienen

I denote
you denote
we denote

ik meld aan
jij meldt aan
wij melden aan
» meer vervoegingen van aanmelden



Gerelateerd aan denote

mark - motion - indicate - suggest - point out - connote - refer - imply - mean - signify - represent - stand for - announcebear on - announce - bechance - tell - inform