Vertaling van discharge

Inhoud:

Engels
Nederlands
to discharge, to fire, to fire off {ww.}
losbranden
afvuren

I discharge
you discharge
we discharge

ik brand los
jij brandt los
wij branden los
» meer vervoegingen van losbranden

to discharge, to dismiss, to fire, to sack, to oust, to remove, to expel {ww.}
ontslaan 
royeren
ontzetten

I discharge
you discharge
we discharge

ik ontsla
jij ontslaat
wij ontslaan
» meer vervoegingen van ontslaan

They had to fire 300 men at the factory.
Ze moesten driehonderd mannen ontslaan in de fabriek.
to discharge, to dismiss, to fire, to sack, to retrench, to ax, to give the sack {ww.}
ontslaan 
afmonsteren
afdanken 

I discharge
you discharge
we discharge

ik ontsla
jij ontslaat
wij ontslaan
» meer vervoegingen van ontslaan

to discharge, to fire, to fire off, to let off {ww.}
afschieten
ontladen

I discharge
you discharge
we discharge

ik schiet af
jij schiet af
wij schieten af
» meer vervoegingen van afschieten

discharge, paying off, dismissal, lay-off, sack {zn.}
congé [o]
ontslag 
afmonstering [v]
to absolve, to acquit, to assoil, to clear, to discharge, to exculpate, to exonerate {ww.}
absolveren
de absolutie geven
vrijspreken

I discharge
you discharge
we discharge

ik absolveer
jij absolveert
wij absolveren
» meer vervoegingen van absolveren

to absolve, to acquit, to assoil, to clear, to discharge, to exculpate, to exonerate {ww.}
de absolutie geven
vrijspreken
absolveren
releveren

I discharge
you discharge
we discharge

ik spreek vrij
jij spreekt vrij
wij spreken vrij
» meer vervoegingen van vrijspreken

to settle, to square up, to discharge {ww.}
afrekenen

I discharge
you discharge
we discharge

ik reken af
jij rekent af
wij rekenen af
» meer vervoegingen van afrekenen

to absolve, to acquit, to assoil, to clear, to discharge, to exculpate, to exonerate {ww.}
de absolutie geven
vrijspreken
absolveren
vrijpleiten

I discharge
you discharge
we discharge

ik spreek vrij
jij spreekt vrij
wij spreken vrij
» meer vervoegingen van vrijspreken

carrying off, discharge, abduction {zn.}
afvoer [m]
wegvoering [v]
carrying off, discharge, abduction {zn.}
afvoer [m]


Gerelateerd aan discharge

fire - fire off - dismiss - sack - oust - remove - expel - retrench - ax - give the sack - let off - paying off - dismissal - lay-off - absolveannounce - advert - defend