Vertaling van disease

Inhoud:

Engels
Nederlands
disease, illness, sickness, ailment {zn.}
ziekte  [v]
kwaal [v]
aandoening  [v]
What illness do I have?
Wat voor ziekte heb ik?
He talked about her illness.
Hij praatte over haar ziekte.


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

She has a heart disease.

Ze heeft een hartkwaal.

She suffers from a contagious disease.

Ze lijdt aan een besmettelijke ziekte.

My baby has a hereditary disease.

Mijn baby heeft een erfelijke ziekte.

This medicine will cure you of your skin disease.

Dit medicijn zal je huidziekte genezen.

The number of people suffering from heart disease has increased.

Het aantal personen met een hartziekte is toegenomen.

Too much stress can lead to physical disease.

Teveel stress kan tot een handicap leiden.

The disease is still in the primary stage.

De ziekte is nog altijd in de eerste fase.

Botulism, brucellosis, Lyme-disease and tetanus are infectious, but not contagious diseases.

Botulisme, brucellosen, de ziekte van Lyme en tetanos zijn infectieziekten, maar geen besmettelijke ziekten.


Gerelateerd aan disease

illness - sickness - ailment