Vertaling van disgrace
Inhoud:
Engels
Nederlands
disgrace, affront, dishonour, indignity {zn.}
smaad
oneer
schande
blamage
oneer
schande
blamage
disgrace {zn.}
blamage
disgrace, ignominy, shame {zn.}
vlek
schandvlek
bezoedeling
blaam
smet
schandvlek
bezoedeling
blaam
smet
shame, disgrace, abashment {zn.}
schaamte
schande
beschaamdheid
schande
beschaamdheid
She blushed with shame.
Ze bloosde van schaamte.
His cheeks were burning with shame.
Zijn wangen brandden van schaamte.
disgrace, ignominy, shame {zn.}
aanfluiting
afgang
afgang
disgrace, ignominy, shame {zn.}
schanddaad
infamie
infamie
disgrace, ignominy, shame {zn.}
schandaal
schande
schande
to degrade, to demean, to disgrace, to put down, to take down {ww.}
onderuithalen
I disgrace
you disgrace
we disgrace
ik haal onderuit
jij haalt onderuit
wij halen onderuit
» meer vervoegingen van onderuithalen
to attaint, to disgrace, to dishonor, to dishonour, to shame {ww.}
schenden
bezoedelen
onteren
bevlekken
bezoedelen
onteren
bevlekken
I disgrace
you disgrace
we disgrace
ik schend
jij schendt
wij schenden
» meer vervoegingen van schenden
to discredit, to disgrace {ww.}
schandvlekken
blameren
blameren
I disgrace
you disgrace
we disgrace
ik schandvlek
jij schandvlekt
wij schandvlekken
» meer vervoegingen van schandvlekken