Vertaling van divided up

Inhoud:

Engels
Nederlands
to divide {ww.}
afgezonderd worden
divided, divided up, shared, shared out {bn.}
verdeeld
onenig
to divide, to separate, to segregate, to split {ww.}
scheiden 
schiften
afscheiden 
afzonderen 

I divided
you divided
he/she/it divided

ik scheidde
jij scheidde
hij/zij/het scheidde
» meer vervoegingen van scheiden

Can't you separate fantasy and reality from each other?
Kan je fantasie en realiteit niet van elkaar scheiden?
to divide, to separate, to share {ww.}
delen
verdelen 
opsplitsen
splitsen
afbreken 

I divided
you divided
he/she/it divided

ik deelde
jij deelde
hij/zij/het deelde
» meer vervoegingen van delen

Tom doesn't like to share.
Tom houdt er niet van om te delen.
You must share your work with others.
Je moet je werk met anderen delen.
to demarcate, to divide, to part {ww.}
scheiden 

I divided
you divided
he/she/it divided

ik scheidde
jij scheidde
hij/zij/het scheidde
» meer vervoegingen van scheiden

to carve up, to dissever, to divide, to separate, to split, to split up {ww.}
verdelen

I divided
you divided
he/she/it divided

ik verdeelde
jij verdeelde
hij/zij/het verdeelde
» meer vervoegingen van verdelen

to divide, to fraction {ww.}
delen

I divided
you divided
he/she/it divided

ik deelde
jij deelde
hij/zij/het deelde
» meer vervoegingen van delen

to divide, to fraction {ww.}
middelen

I divided
you divided
he/she/it divided

ik middelde
jij middelde
hij/zij/het middelde
» meer vervoegingen van middelen

to divide, to part, to separate {ww.}
klasseren

I divided
you divided
he/she/it divided

ik klasseerde
jij klasseerde
hij/zij/het klasseerde
» meer vervoegingen van klasseren

to disunite, to divide, to part, to separate {ww.}
afsplitsen
afscheiden

I divided
you divided
he/she/it divided

ik splitste af
jij splitste af
hij/zij/het splitste af
» meer vervoegingen van afsplitsen

to carve up, to dissever, to divide, to separate, to split, to split up {ww.}
opsplitsen

I divided
you divided
he/she/it divided

ik splitste op
jij splitste op
hij/zij/het splitste op
» meer vervoegingen van opsplitsen



Gerelateerd aan divided up

divide - divided - shared - shared out - separate - segregate - split - share - demarcate - part - carve up - dissever - split up - fraction - disunitedeath - separate - calculate - assort - go away - carve up