Vertaling van dress

Inhoud:

Engels
Nederlands
to dress {ww.}
verzorgen van een wond
een verband omleggen
to dress {ww.}
zich aankleden
to dress, to get dressed {ww.}
zich aankleden
dress, gown, robe {zn.}
jurk [v]
toga [v]
japon  [m]
Hiromi wears a new dress.
Hiromi draagt een nieuwe jurk.
My new dress is red.
Mijn nieuwe jurk is rood.
dress {zn.}
dracht [v]
to dress, to line up {ww.}
aantreden

I dress
you dress
we dress

ik treed aan
jij treedt aan
wij treden aan
» meer vervoegingen van aantreden

to dress, to line up {ww.}
gelijkschakelen

I dress
you dress
we dress

ik schakel gelijk
jij schakelt gelijk
wij schakelen gelijk
» meer vervoegingen van gelijkschakelen

to dress, to garnish, to trim {ww.}
garneren

I dress
you dress
we dress

ik garneer
jij garneert
wij garneren
» meer vervoegingen van garneren

to dress, to line up {ww.}
gelijkschakelen

I dress
you dress
we dress

ik schakel gelijk
jij schakelt gelijk
wij schakelen gelijk
» meer vervoegingen van gelijkschakelen

to dress, to get dressed {ww.}
aankleden

I dress
you dress
we dress

ik kleed aan
jij kleedt aan
wij kleden aan
» meer vervoegingen van aankleden

to dress, to dress up {ww.}
kleden

I dress
you dress
we dress

ik kleed
jij kleedt
wij kleden
» meer vervoegingen van kleden

to dress, to line up {ww.}
gelijkschakelen
gelijkrichten

I dress
you dress
we dress

ik schakel gelijk
jij schakelt gelijk
wij schakelen gelijk
» meer vervoegingen van gelijkschakelen

to dress, to get dressed {ww.}
kleden

I dress
you dress
we dress

ik kleed
jij kleedt
wij kleden
» meer vervoegingen van kleden

to clothe, to dress, to fit, to suit, to array, to attire {ww.}
kleden
staan
omkleden
aankleden 

I dress
you dress
we dress

ik kleed
jij kleedt
wij kleden
» meer vervoegingen van kleden

You are expected to dress well for this shop.
Je dient je correct te kleden voor deze winkel.
costume, outfit, suit, dress {zn.}
pak [o]
kostuum 
gewaad
dracht [v]
Nice suit.
Mooi pak.
My suit is grey.
Mijn pak is grijs.
article of clothing, garment, apparel, dress, garb {zn.}
kleed [o]
kleding  [v]
gewaad
She wore a white dress.
Ze droeg een wit kleed.
She was wearing an ugly dress.
Ze had een lelijk kleed aan.
to clip, to crop, to cut back, to dress, to lop, to prune, to snip, to trim {ww.}
bijsnoeien

I dress

to clip, to crop, to cut back, to dress, to lop, to prune, to snip, to trim {ww.}
aftoppen
toppen

I dress
you dress
we dress

ik top af
jij topt af
wij toppen af
» meer vervoegingen van aftoppen

to arrange, to coif, to coiffe, to coiffure, to do, to dress, to set {ww.}
kassen

I dress
you dress
we dress

ik kas
jij kast
wij kassen
» meer vervoegingen van kassen

to clip, to crop, to cut back, to dress, to lop, to prune, to snip, to trim {ww.}
kandelaberen
kandelaren

I dress
you dress
we dress

ik kandelaar
jij kandelaart
wij kandelaren
» meer vervoegingen van kandelaren

to clip, to crop, to cut back, to dress, to lop, to prune, to snip, to trim {ww.}
bijsnijden

I dress
you dress
we dress

ik snijd bij
jij snijdt bij
wij snijden bij
» meer vervoegingen van bijsnijden

to clip, to crop, to cut back, to dress, to lop, to prune, to snip, to trim {ww.}
afsnoeien

I dress
you dress
we dress

ik snoei af
jij snoeit af
wij snoeien af
» meer vervoegingen van afsnoeien

to arrange, to coif, to coiffe, to coiffure, to do, to dress, to set {ww.}
toiletteren

I dress
you dress
we dress

ik toiletteer
jij toiletteert
wij toiletteren
» meer vervoegingen van toiletteren

to clip, to crop, to cut back, to dress, to lop, to prune, to snip, to trim {ww.}
scheren

I dress
you dress
we dress

ik scheer
jij scheert
wij scheren
» meer vervoegingen van scheren

to clip, to crop, to cut back, to dress, to lop, to prune, to snip, to trim {ww.}
snoeien

I dress
you dress
we dress

ik snoei
jij snoeit
wij snoeien
» meer vervoegingen van snoeien

to curry, to dress, to groom {ww.}
roskammen

I dress
you dress
we dress

ik roskam
jij roskamt
wij roskammen
» meer vervoegingen van roskammen

to curry, to dress, to groom {ww.}
slibben

they dress

zij slibben
» meer vervoegingen van slibben

to curry, to dress, to groom {ww.}
soigneren

I dress
you dress
we dress

ik soigneer
jij soigneert
wij soigneren
» meer vervoegingen van soigneren

to apparel, to clothe, to dress, to enclothe, to fit out, to garb, to garment, to habilitate, to raiment, to tog {ww.}
aankleden
kleden

I dress
you dress
we dress

ik kleed aan
jij kleedt aan
wij kleden aan
» meer vervoegingen van aankleden

to arrange, to coif, to coiffe, to coiffure, to do, to dress, to set {ww.}
kappen
coifferen

I dress
you dress
we dress

ik kap
jij kapt
wij kappen
» meer vervoegingen van kappen



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

I like this blue dress.

Ik vind deze blauwe jurk leuk.

Buy any dress you like.

Koop de jurk de je wilt.

My new dress is red.

Mijn nieuwe jurk is rood.

She wore a white dress.

Ze droeg een wit kleed.

Hiromi wears a new dress.

Hiromi draagt een nieuwe jurk.

Choose a dress you like.

Kies een jurk die jullie bevalt.

May I try on this dress?

Mag ik deze jurk passen?

She is pleased with the dress.

Ze is tevreden met de jurk.

Bill made me a nice dress.

Bill heeft me een mooie jurk gemaakt.

Mary is wearing a plastic dress.

Mary draagt een plastic jurk.

Hiromi is wearing a new dress.

Hiromi draagt een nieuwe jurk.

My grandmother made me a new dress.

Mijn grootmoeder maakte me een nieuwe jurk.

This dress is cheaper than yours.

Deze jurk is goedkoper dan die van jou.

She was wearing an ugly dress.

Ze had een lelijk kleed aan.

She had no dress to attend the party in.

Ze had geen jurk om naar het feest mee te gaan.


Gerelateerd aan dress

get dressed - gown - robe - line up - garnish - trim - dress up - clothe - fit - suit - array - attire - costume - outfit - article of clothingappear - arrive - include - adorn - do by - apparel - show - subject - have on - emend - remove - enclose - clip - recoup - call - fasten - scissor - brush - deposit - care - cater