Vertaling van drive

Inhoud:

Engels
Nederlands
to drive, to actuate {ww.}
aandrijven 

I drive
you drive
we drive

ik drijf aan
jij drijft aan
wij drijven aan
» meer vervoegingen van aandrijven

to drive {ww.}
chaufferen
rijden
vervoeren

I drive
you drive
we drive

ik chauffeer
jij chauffeert
wij chaufferen
» meer vervoegingen van chaufferen

drive {zn.}
aandrijving  [v]
to direct, to guide, to manage, to steer, to conduct, to drive, to head, to lead, to refer {ww.}
besturen 
sturen
richten 
mennen
dirigeren

I drive
you drive
we drive

ik bestuur
jij bestuurt
wij besturen
» meer vervoegingen van besturen

Did your uncle let you drive his car?
Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
You cannot be too careful when you drive a car.
Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.
to chase, to drive, to drive on, to impel, to shoo, to propel, to pursue, to actuate {ww.}
voortdrijven
aandrijven 
opjagen
drijven

I drive
you drive
we drive

ik drijf voort
jij drijft voort
wij drijven voort
» meer vervoegingen van voortdrijven

to ram, to drive {ww.}
rammeien
rammen
heien

I drive
you drive
we drive

ik rammei
jij rammeit
wij rammeien
» meer vervoegingen van rammeien

to go, to ride, to travel, to drive {ww.}
gaan 
rijden
varen 
karren

I drive
you drive
we drive

ik ga
jij gaat
wij gaan
» meer vervoegingen van gaan

I don't want to drive.
Ik wil niet rijden.
Let's drive to the lake.
Laten we naar het meer rijden.
to conduct, to guide, to lead, to channel, to wage, to bring, to drive {ww.}
besturen 
brengen 
leiden
geleiden
voeren 

I drive
you drive
we drive

ik bestuur
jij bestuurt
wij besturen
» meer vervoegingen van besturen

to conduct, to direct, to guide, to head, to lead, to drive, to show the way {ww.}
de weg wijzen
leiden
geleiden
rondleiden

I drive
you drive
we drive

ik leid
jij leidt
wij leiden
» meer vervoegingen van leiden

to steer, to drive, to fly {ww.}
besturen 
sturen

I drive
you drive
we drive

ik bestuur
jij bestuurt
wij besturen
» meer vervoegingen van besturen

access, approach, drive, sweep, entranceway, driveway {zn.}
oprit
inrit
oprijlaan
campaign, drive {zn.}
veldtocht 
actie  [v]
campagne  [v]
impetus, incitement, stimulus, abetment, drive, instigation, prod {zn.}
aansporing  [v]


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Drive safely.

Rijd veilig!

Drive slowly.

Rij langzaam.

Jack doesn't drive fast.

Jack rijdt niet snel.

I don't want to drive.

Ik wil niet rijden.

Shall we walk or drive?

Zullen we lopend of met de auto gaan?

Let's drive to the lake.

Laten we naar het meer rijden.

Can you drive a car?

Kunt u autorijden?

My dad used to drive a Beetle.

Vroeger reed mijn vader een Kever.

Don't drive under the influence of drink.

Je moet niet rijden onder invloed van drank.

I'll drive you to the airport.

Ik breng u wel naar het vliegveld.

My brother can drive a car.

Mijn broer kan autorijden.

My older brother knows how to drive.

Mijn grote broer kan rijden.

My hard drive is almost full.

Mijn harde schijf is bijna vol.

It is dangerous to drive so fast.

Het is gevaarlijk om zo snel te rijden.

Do you know how to drive a car?

Kun je autorijden?


Gerelateerd aan drive

actuate - direct - guide - manage - steer - conduct - head - lead - refer - chase - drive on - impel - shoo - propel - pursue