Vertaling van drive
I drive
you drive
we drive
ik drijf aan
jij drijft aan
wij drijven aan
» meer vervoegingen van aandrijven
rijden
vervoeren
I drive
you drive
we drive
ik chauffeer
jij chauffeert
wij chaufferen
» meer vervoegingen van chaufferen
I drive
you drive
we drive
ik bestuur
jij bestuurt
wij besturen
» meer vervoegingen van besturen
I drive
you drive
we drive
ik drijf voort
jij drijft voort
wij drijven voort
» meer vervoegingen van voortdrijven
rammen
heien
I drive
you drive
we drive
ik rammei
jij rammeit
wij rammeien
» meer vervoegingen van rammeien
I drive
you drive
we drive
ik ga
jij gaat
wij gaan
» meer vervoegingen van gaan
I drive
you drive
we drive
ik bestuur
jij bestuurt
wij besturen
» meer vervoegingen van besturen
leiden
geleiden
rondleiden
I drive
you drive
we drive
ik leid
jij leidt
wij leiden
» meer vervoegingen van leiden
I drive
you drive
we drive
ik bestuur
jij bestuurt
wij besturen
» meer vervoegingen van besturen
inrit
oprijlaan
Voorbeelden in zinsverband
Drive safely.
Rijd veilig!
Drive slowly.
Rij langzaam.
Jack doesn't drive fast.
Jack rijdt niet snel.
I don't want to drive.
Ik wil niet rijden.
Shall we walk or drive?
Zullen we lopend of met de auto gaan?
Let's drive to the lake.
Laten we naar het meer rijden.
Can you drive a car?
Kunt u autorijden?
My dad used to drive a Beetle.
Vroeger reed mijn vader een Kever.
Don't drive under the influence of drink.
Je moet niet rijden onder invloed van drank.
I'll drive you to the airport.
Ik breng u wel naar het vliegveld.
My brother can drive a car.
Mijn broer kan autorijden.
My older brother knows how to drive.
Mijn grote broer kan rijden.
My hard drive is almost full.
Mijn harde schijf is bijna vol.
It is dangerous to drive so fast.
Het is gevaarlijk om zo snel te rijden.
Do you know how to drive a car?
Kun je autorijden?