Vertaling van each other

Inhoud:

Engels
Nederlands
each other, one another {spreekw.}
elkaar 
elkander
mekaar


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

We don't know each other.

We kennen elkaar niet.

They looked at each other.

Zij keken naar elkaar.

We already know each other.

We kennen elkaar al.

They're related to each other.

Ze zijn aan elkaar verwant.

Tom and Mary hugged each other.

Tom en Mary omhelsde elkaar.

The two ladies smiled at each other.

De twee dames glimlachten naar elkaar.

They fit each other so perfectly.

Ze passen perfect bij elkaar.

Where do you know each other from?

Vanwaar kennen jullie elkaar?

John and Mary loved each other.

John en Mary hielden van elkaar.

They don't know each other very well.

Ze kennen elkaar niet erg goed.

They had once helped each other.

Ze hadden elkaar ooit geholpen.

How do you know each other?

Waar kennen jullie elkaar van?

We are not made for each other.

Wij zijn niet gemaakt voor elkaar.

Men and women need each other.

Mannen en vrouwen hebben elkaar nodig.

The two men accused each other.

De twee mannen beschuldigden elkaar.


Gerelateerd aan each other

one another