Vertaling van fall

Inhoud:

Engels
Nederlands
to fall, to fall off, to tumble down, to decline, to drop {ww.}
afvallig worden
uitvallen
afvallen 

I fall
you fall
we fall

ik val uit
jij valt uit
wij vallen uit
» meer vervoegingen van uitvallen

fall, drop, lapse {zn.}
val 
Don't fall for his old tricks.
Val niet voor één van zijn oude truuks.
The oil made the floor slippery and caused his sudden fall.
De olie maakte de vloer glad en veroorzaakte zijn plotse val.
to fall, to flow, to hang {ww.}
hangen

I fall
you fall
we fall

ik hang
jij hangt
wij hangen
» meer vervoegingen van hangen

to drop, to fall, to lapse {ww.}
vallen 
verschieten
neervallen
afvallen 

I fall
you fall
we fall

ik val
jij valt
wij vallen
» meer vervoegingen van vallen

Let's drop it.
Laat vallen.
Don't drop that glass.
Laat dat glas niet vallen.
to decrease, to diminish, to drop, to fall, to reduce, to shrink {ww.}
verminderen 
verflauwen
slinken
tanen
afnemen 

I fall
you fall
we fall

ik verminder
jij vermindert
wij verminderen
» meer vervoegingen van verminderen

to fall, to flow, to hang {ww.}
vallen

I fall
you fall
we fall

ik val
jij valt
wij vallen
» meer vervoegingen van vallen

to fall, to fall down {ww.}
vallen
bliksemen
duvelen
kletteren
kukelen
neerkletteren
ploffen
sodemieteren
lazeren
mieteren
donderen
flikkeren

I fall
you fall
we fall

ik val
jij valt
wij vallen
» meer vervoegingen van vallen

to fall {ww.}
sneuvelen
sneven
vallen

I fall
you fall
we fall

ik sneuvel
jij sneuvelt
wij sneuvelen
» meer vervoegingen van sneuvelen

to fall, to fall down {ww.}
smakken

I fall
you fall
we fall

ik smak
jij smakt
wij smakken
» meer vervoegingen van smakken

to fall {ww.}
vallen

I fall
you fall
we fall

ik val
jij valt
wij vallen
» meer vervoegingen van vallen

to fall {ww.}
vallen

I fall
you fall
we fall

ik val
jij valt
wij vallen
» meer vervoegingen van vallen

to fall {ww.}
vallen

I fall
you fall
we fall

ik val
jij valt
wij vallen
» meer vervoegingen van vallen

to fall {ww.}
ondergaan

I fall
you fall
we fall

ik onderga
jij ondergaat
wij ondergaan
» meer vervoegingen van ondergaan

autumn, fall {zn.}
herfst 
najaar
In autumn the leaves turn yellow.
In de herfst worden de bladeren geel.
Which do you prefer, spring or autumn?
Wat verkies je, lente of herfst?
decline, going down, fall, regression, retreat, setback {zn.}
verloop 
vermindering [v]
teruggang
achteruitgang  [m]
destruction, doom, downfall, fall, perdition, ruin, wreck {zn.}
verderf
ondergang
to come down, to descend, to fall, to go down {ww.}
afgaan

I fall
you fall
we fall

ik ga af
jij gaat af
wij gaan af
» meer vervoegingen van afgaan

to come down, to descend, to fall, to go down {ww.}
neerdalen

I fall
you fall
we fall

ik daal neer
jij daalt neer
wij dalen neer
» meer vervoegingen van neerdalen

to come down, to fall, to precipitate {ww.}
neerslaan

I fall
you fall
we fall

ik sla neer
jij slaat neer
wij slaan neer
» meer vervoegingen van neerslaan

to come down, to descend, to fall, to go down {ww.}
afklimmen

I fall
you fall
we fall

ik klim af
jij klimt af
wij klimmen af
» meer vervoegingen van afklimmen

to decrease, to diminish, to fall, to lessen {ww.}
achteruitlopen
teruglopen
afnemen
slabakken
verminderen
minderen

I fall
you fall
we fall

ik loop achteruit
jij loopt achteruit
wij lopen achteruit
» meer vervoegingen van achteruitlopen

to accrue, to fall {ww.}
vervallen

I fall
you fall
we fall

ik verval
jij vervalt
wij vervallen
» meer vervoegingen van vervallen

to come down, to descend, to fall, to go down {ww.}
zakken

I fall
you fall
we fall

ik zak
jij zakt
wij zakken
» meer vervoegingen van zakken

to come down, to descend, to fall, to go down {ww.}
zakken

I fall
you fall
we fall

ik zak
jij zakt
wij zakken
» meer vervoegingen van zakken

to come down, to descend, to fall, to go down {ww.}
dalen

I fall
you fall
we fall

ik daal
jij daalt
wij dalen
» meer vervoegingen van dalen

to decrease, to diminish, to fall, to lessen {ww.}
minderen

I fall
you fall
we fall

ik minder
jij mindert
wij minderen
» meer vervoegingen van minderen

to come down, to fall, to precipitate {ww.}
neerkomen

I fall
you fall
we fall

ik kom neer
jij komt neer
wij komen neer
» meer vervoegingen van neerkomen



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

I'm afraid to fall.

Ik ben bang om te vallen.

Be careful not to fall.

Pas op dat ge niet valt!

Leaves begin to fall in October.

In oktober beginnen de bladeren te vallen.

We will never fall in love again.

We zullen nooit opnieuw verliefd worden.

Don't fall for his old tricks.

Val niet voor één van zijn oude truuks.

The apple doesn't fall far from the tree.

Zo vader, zo zoon.

In the fall, many birds head for the south.

In het najaar gaan veel vogels naar het zuiden.

A single step, and you will fall over the cliff.

Nog één stap en je valt van de klif af.

I am going to Spain in the fall.

Ik ga in de herfst naar Spanje.

Everything which flies will sooner or later fall down.

Alles wat vliegt, valt vroeg of laat naar beneden.

When you fall off the stairs, you're downstairs quickly.

Als je van de trap afvalt, ben je gauw beneden.

These green leaves will turn red in the fall.

In de herfst worden deze groene bladeren rood.

Read the newspaper every day, or you will fall behind the times.

Lees elke dag de krant, want anders bent u niet op de hoogte van het laatste nieuws.

It took me a little more time than usually to fall asleep.

Ik had iets langer nodig dan gewoonlijk om in te slapen.

If you don't watch out, you'll soon fall in the water.

Als je niet uitkijkt, lig je dadelijk nog in het water.