Vertaling van farming
Inhoud:
Engels
Nederlands
agriculture, farming, land {zn.}
agricultuur
akkerbouw
akkerbouw
agricultural, agrarian, farming {bn.}
agrarisch
agriculture, farming, husbandry {zn.}
akkerbouw
agricultuur
landbouw
agricultuur
landbouw
agriculture, farming, husbandry {zn.}
akkerbouw
agricultuur
landbouwbedrijf
landbouw
agricultuur
landbouwbedrijf
landbouw
to breed, to keep, to raise, to rear, to farm {ww.}
opfokken
fokken
fokken
to farm, to lease, to take on lease {ww.}
pachten
in pacht hebben
in pacht hebben
to farm, to grow, to produce, to raise {ww.}
bebouwen
to farm, to grow, to produce, to raise {ww.}
boeren