Vertaling van fell
vellen
I fell
you fell
we fell
ik vel
jij velt
wij vellen
» meer vervoegingen van vellen
voorbijvliegen
omvliegen
I fell
you fell
we fell
ik vlieg
jij vliegt
wij vliegen
» meer vervoegingen van vliegen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik viel
jij viel
hij/zij/het viel
» meer vervoegingen van vallen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik nam af
jij nam af
hij/zij/het nam af
» meer vervoegingen van afnemen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik viel af
jij viel af
hij/zij/het viel af
» meer vervoegingen van afvallen
I fell
you fell
we fell
ik drop
jij dropt
wij droppen
» meer vervoegingen van droppen
hard
I fell
you fell
he/she/it fell
ik daalde
jij daalde
hij/zij/het daalde
» meer vervoegingen van dalen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik onderging
jij onderging
hij/zij/het onderging
» meer vervoegingen van ondergaan
I fell
you fell
he/she/it fell
ik viel
jij viel
hij/zij/het viel
» meer vervoegingen van vallen
bliksemen
duvelen
kletteren
kukelen
neerkletteren
ploffen
sodemieteren
lazeren
mieteren
donderen
flikkeren
I fell
you fell
he/she/it fell
ik viel
jij viel
hij/zij/het viel
» meer vervoegingen van vallen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik zakte
jij zakte
hij/zij/het zakte
» meer vervoegingen van zakken
I fell
you fell
he/she/it fell
ik minderde
jij minderde
hij/zij/het minderde
» meer vervoegingen van minderen
sneven
vallen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik sneuvelde
jij sneuvelde
hij/zij/het sneuvelde
» meer vervoegingen van sneuvelen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik smakte
jij smakte
hij/zij/het smakte
» meer vervoegingen van smakken
I fell
you fell
he/she/it fell
ik hing
jij hing
hij/zij/het hing
» meer vervoegingen van hangen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik klom af
jij klom af
hij/zij/het klom af
» meer vervoegingen van afklimmen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik sloeg neer
jij sloeg neer
hij/zij/het sloeg neer
» meer vervoegingen van neerslaan
I fell
you fell
he/she/it fell
ik daalde neer
jij daalde neer
hij/zij/het daalde neer
» meer vervoegingen van neerdalen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik ging af
jij ging af
hij/zij/het ging af
» meer vervoegingen van afgaan
teruglopen
afnemen
slabakken
verminderen
minderen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik liep achteruit
jij liep achteruit
hij/zij/het liep achteruit
» meer vervoegingen van achteruitlopen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik viel
jij viel
hij/zij/het viel
» meer vervoegingen van vallen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik viel
jij viel
hij/zij/het viel
» meer vervoegingen van vallen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik viel
jij viel
hij/zij/het viel
» meer vervoegingen van vallen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik verviel
jij verviel
hij/zij/het verviel
» meer vervoegingen van vervallen
I fell
you fell
he/she/it fell
ik zakte
jij zakte
hij/zij/het zakte
» meer vervoegingen van zakken
I fell
you fell
he/she/it fell
ik kwam neer
jij kwam neer
hij/zij/het kwam neer
» meer vervoegingen van neerkomen
Voorbeelden in zinsverband
She suddenly fell silent.
Ze werd plots stil.
She fell down the ladder.
Ze viel van de ladder.
The dew fell this morning.
Vanochtend was er dauw.
He fell, twisting his ankle.
Hij viel en verzwikte zijn enkel.
The temperature fell several degrees.
De temperatuur daalde met enkele graden.
He fell into the ditch.
Hij is in de gracht gevallen.
A cold rain fell over the city.
Er viel een koude regen in de stad.
I fell asleep while watching TV.
Ik viel in slaap terwijl ik tv keek.
Peter fell in love with the girl.
Peter werd verliefd op het meisje.
My left foot just fell asleep.
Mijn linkervoet is net in slaap gevallen.
He fell overboard and was drowned.
Hij viel overboord en verdronk.
He fell head-first from the roof.
Hij viel omgekeerd van het dak.
She fell down and broke her left leg.
Ze viel naar beneden en brak haar linkerbeen.
I fell in love at the first glance.
Ik was verliefd op het eerste gezicht.
He fell asleep behind the wheel and had an accident.
Hij viel in slaap achter het stuur en had een ongeval.