Vertaling van fell

Inhoud:

Engels
Nederlands
to fell {ww.}
ten val brengen
vellen

I fell
you fell
we fell

ik vel
jij velt
wij vellen
» meer vervoegingen van vellen

to fell, to fly, to vanish {ww.}
vliegen
voorbijvliegen
omvliegen

I fell
you fell
we fell

ik vlieg
jij vliegt
wij vliegen
» meer vervoegingen van vliegen

Birds fly.
De vogels vliegen.
This bird can't fly.
Deze vogel kan niet vliegen.
fell {zn.}
kapnaad
fell, hide {zn.}
vel
fell, hide {zn.}
balg [m] (de ~)
to drop, to fall, to lapse {ww.}
vallen 
afvallen 
neervallen
verschieten

I fell
you fell
he/she/it fell

ik viel
jij viel
hij/zij/het viel
» meer vervoegingen van vallen

to decrease, to diminish, to drop, to fall, to reduce, to shrink {ww.}
afnemen 
slinken
tanen
verflauwen
verminderen 

I fell
you fell
he/she/it fell

ik nam af
jij nam af
hij/zij/het nam af
» meer vervoegingen van afnemen

to fall, to fall off, to tumble down, to decline, to drop {ww.}
afvallen 
afvallig worden
uitvallen

I fell
you fell
he/she/it fell

ik viel af
jij viel af
hij/zij/het viel af
» meer vervoegingen van afvallen

to cut down, to drop, to fell, to strike down {ww.}
droppen

I fell
you fell
we fell

ik drop
jij dropt
wij droppen
» meer vervoegingen van droppen

barbarous, brutal, cruel, fell, roughshod, savage, vicious {bn.}
hardvochtig
hard
to come down, to descend, to fall, to go down {ww.}
dalen

I fell
you fell
he/she/it fell

ik daalde
jij daalde
hij/zij/het daalde
» meer vervoegingen van dalen

to fall {ww.}
ondergaan

I fell
you fell
he/she/it fell

ik onderging
jij onderging
hij/zij/het onderging
» meer vervoegingen van ondergaan

to fall, to flow, to hang {ww.}
vallen

I fell
you fell
he/she/it fell

ik viel
jij viel
hij/zij/het viel
» meer vervoegingen van vallen

to fall, to fall down {ww.}
vallen
bliksemen
duvelen
kletteren
kukelen
neerkletteren
ploffen
sodemieteren
lazeren
mieteren
donderen
flikkeren

I fell
you fell
he/she/it fell

ik viel
jij viel
hij/zij/het viel
» meer vervoegingen van vallen

to come down, to descend, to fall, to go down {ww.}
zakken

I fell
you fell
he/she/it fell

ik zakte
jij zakte
hij/zij/het zakte
» meer vervoegingen van zakken

to decrease, to diminish, to fall, to lessen {ww.}
minderen

I fell
you fell
he/she/it fell

ik minderde
jij minderde
hij/zij/het minderde
» meer vervoegingen van minderen

to fall {ww.}
sneuvelen
sneven
vallen

I fell
you fell
he/she/it fell

ik sneuvelde
jij sneuvelde
hij/zij/het sneuvelde
» meer vervoegingen van sneuvelen

to fall, to fall down {ww.}
smakken

I fell
you fell
he/she/it fell

ik smakte
jij smakte
hij/zij/het smakte
» meer vervoegingen van smakken

to fall, to flow, to hang {ww.}
hangen

I fell
you fell
he/she/it fell

ik hing
jij hing
hij/zij/het hing
» meer vervoegingen van hangen

to come down, to descend, to fall, to go down {ww.}
afklimmen

I fell
you fell
he/she/it fell

ik klom af
jij klom af
hij/zij/het klom af
» meer vervoegingen van afklimmen

to come down, to fall, to precipitate {ww.}
neerslaan

I fell
you fell
he/she/it fell

ik sloeg neer
jij sloeg neer
hij/zij/het sloeg neer
» meer vervoegingen van neerslaan

to come down, to descend, to fall, to go down {ww.}
neerdalen

I fell
you fell
he/she/it fell

ik daalde neer
jij daalde neer
hij/zij/het daalde neer
» meer vervoegingen van neerdalen

to come down, to descend, to fall, to go down {ww.}
afgaan

I fell
you fell
he/she/it fell

ik ging af
jij ging af
hij/zij/het ging af
» meer vervoegingen van afgaan

to decrease, to diminish, to fall, to lessen {ww.}
achteruitlopen
teruglopen
afnemen
slabakken
verminderen
minderen

I fell
you fell
he/she/it fell

ik liep achteruit
jij liep achteruit
hij/zij/het liep achteruit
» meer vervoegingen van achteruitlopen

to fall {ww.}
vallen

I fell
you fell
he/she/it fell

ik viel
jij viel
hij/zij/het viel
» meer vervoegingen van vallen

to fall {ww.}
vallen

I fell
you fell
he/she/it fell

ik viel
jij viel
hij/zij/het viel
» meer vervoegingen van vallen

to fall {ww.}
vallen

I fell
you fell
he/she/it fell

ik viel
jij viel
hij/zij/het viel
» meer vervoegingen van vallen

to accrue, to fall {ww.}
vervallen

I fell
you fell
he/she/it fell

ik verviel
jij verviel
hij/zij/het verviel
» meer vervoegingen van vervallen

to come down, to descend, to fall, to go down {ww.}
zakken

I fell
you fell
he/she/it fell

ik zakte
jij zakte
hij/zij/het zakte
» meer vervoegingen van zakken

to come down, to fall, to precipitate {ww.}
neerkomen

I fell
you fell
he/she/it fell

ik kwam neer
jij kwam neer
hij/zij/het kwam neer
» meer vervoegingen van neerkomen



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

She suddenly fell silent.

Ze werd plots stil.

She fell down the ladder.

Ze viel van de ladder.

The dew fell this morning.

Vanochtend was er dauw.

He fell, twisting his ankle.

Hij viel en verzwikte zijn enkel.

The temperature fell several degrees.

De temperatuur daalde met enkele graden.

He fell into the ditch.

Hij is in de gracht gevallen.

A cold rain fell over the city.

Er viel een koude regen in de stad.

I fell asleep while watching TV.

Ik viel in slaap terwijl ik tv keek.

Peter fell in love with the girl.

Peter werd verliefd op het meisje.

My left foot just fell asleep.

Mijn linkervoet is net in slaap gevallen.

He fell overboard and was drowned.

Hij viel overboord en verdronk.

He fell head-first from the roof.

Hij viel omgekeerd van het dak.

She fell down and broke her left leg.

Ze viel naar beneden en brak haar linkerbeen.

I fell in love at the first glance.

Ik was verliefd op het eerste gezicht.

He fell asleep behind the wheel and had an accident.

Hij viel in slaap achter het stuur en had een ongeval.