Vertaling van find
I find
you find
we find
ik neem waar
jij neemt waar
wij nemen waar
» meer vervoegingen van waarnemen
I find
you find
we find
ik vind
jij vindt
wij vinden
» meer vervoegingen van vinden
I find
you find
we find
ik haal
jij haalt
wij halen
» meer vervoegingen van halen
I find
you find
we find
ik vind uit
jij vindt uit
wij vinden uit
» meer vervoegingen van uitvinden
I find
you find
we find
ik besluit
jij besluit
wij besluiten
» meer vervoegingen van besluiten
vinding
Voorbeelden in zinsverband
Can you find it?
Kan je het vinden?
I must find it.
Ik moet het vinden.
I can't find Tim.
Ik kan Tim niet vinden.
Where did you find Tom?
Waar heb je Tom gevonden?
I can't find my watch.
Ik kan mijn horloge niet vinden.
Did you find your book?
Heb je je boek gevonden?
I can't find my gloves.
Ik kan mijn handschoenen niet vinden.
I couldn't find his house.
Ik kon zijn huis niet vinden.
Where did you find this?
Waar heb je dit gevonden?
He can't find his hat.
Hij kan zijn hoed niet vinden.
I can't find him anywhere.
Ik kan hem nergens vinden.
Seek, and you will find.
Zoek en gij zult vinden.
One can always find time.
Men kan altijd wel tijd vinden.
I have to find it.
Ik moet het vinden.
I couldn't find it anywhere.
Ik kon het nergens vinden.