Vertaling van finger
vingeren
peuteren
I finger
you finger
we finger
ik pulk
jij pulkt
wij pulken
» meer vervoegingen van pulken
I finger
you finger
we finger
ik beduimel
jij beduimelt
wij beduimelen
» meer vervoegingen van beduimelen
I finger
you finger
we finger
ik vinger
jij vingert
wij vingeren
» meer vervoegingen van vingeren
I finger
you finger
we finger
ik voel
jij voelt
wij voelen
» meer vervoegingen van voelen
I finger
you finger
we finger
ik tast af
jij tast af
wij tasten af
» meer vervoegingen van aftasten
bepotelen
bevingeren
bevoelen
I finger
you finger
we finger
ik betast
jij betast
wij betasten
» meer vervoegingen van betasten
Voorbeelden in zinsverband
The hand has five fingers: the thumb, the index finger, the middle finger, the ring finger, and the pinky.
De hand heeft vijf vingers: duim, wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink.
The middle finger is the longest.
De middelvinger is de langste.
I cut my finger with a knife.
Ik heb me met een mes in mijn vinger gesneden.
Tom cut his finger and it's bleeding pretty badly.
Tom heeft in zijn vinger gesneden en het bloedt behoorlijk.
Oh no, I accidentally sawed off my finger! What should I do?
O nee, ik heb mijn vinger per ongeluk afgezaagd! Wat nu?
The teacher pointed her finger at me and asked me to go with her.
De lerares wees met haar vinger naar mij en vroeg me om met haar mee te komen.
Fork-users are mainly in Europe, North America, and Latin America; chopstick-users in eastern Asia and finger-users in Africa, the Middle East, Indonesia, and India.
Mensen die met een vork eten, wonen voornamelijk in Europa, Noord-Amerika en Latijns Amerika; mensen die met stokjes eten, wonen in Oost-Azië, en mensen die met hun vingers eten wonen in Afrika, het Nabije Oosten, Indonesië en India.