Vertaling van finish
I finish
you finish
we finish
ik appreteer
jij appreteert
wij appreteren
» meer vervoegingen van appreteren
I finish
you finish
we finish
ik werk uit
jij werkt uit
wij werken uit
» meer vervoegingen van uitwerken
I finish
you finish
we finish
ik voltooi
jij voltooit
wij voltooien
» meer vervoegingen van voltooien
I finish
you finish
we finish
ik tik aan
jij tikt aan
wij tikken aan
» meer vervoegingen van aantikken
I finish
you finish
we finish
ik werk af
jij werkt af
wij werken af
» meer vervoegingen van afwerken
I finish
you finish
we finish
ik werk af
jij werkt af
wij werken af
» meer vervoegingen van afwerken
I finish
you finish
we finish
ik volbreng
jij volbrengt
wij volbrengen
» meer vervoegingen van volbrengen
I finish
you finish
we finish
ik raak uit
jij raakt uit
wij raken uit
» meer vervoegingen van uitraken
I finish
you finish
we finish
ik beëindig
jij beëindigt
wij beëindigen
» meer vervoegingen van beëindigen
I finish
you finish
we finish
ik bereid
jij bereidt
wij bereiden
» meer vervoegingen van bereiden
I finish
you finish
we finish
ik doe af
jij doet af
wij doen af
» meer vervoegingen van afdoen
I finish
you finish
we finish
ik vul aan
jij vult aan
wij vullen aan
» meer vervoegingen van aanvullen
Voorbeelden in zinsverband
When did you finish it?
Wanneer was je ermee klaar?
He'll finish the job by tomorrow.
Hij zal morgen klaar zijn met de klus.
I will finish this work somehow.
Ik zal dit werk op een of andere manier afmaken.
Will she be able to finish it today?
Zal ze het vandaag af kunnen krijgen?
It took him two hours to finish his homework.
Hij had twee uur nodig om zijn huiswerk te maken.
The program will finish with the national anthem.
Het programma sluit af met het volkslied.
It took me five hours to finish the work.
Ik deed er vijf uur over om het werk af te werken.
It is imperative for you to finish by Sunday.
Ge moet zeker tegen zondag klaar zijn.
You don't need to finish it by tomorrow.
Je hoeft het morgen niet af te hebben.
I have to finish the work by four o'clock.
Ik moet het werk af hebben tegen vier uur.
There is enough time to finish this homework.
Er is tijd genoeg om dit huiswerk af te maken.
Without her help, I could not finish my task.
Zonder haar hulp kon ik mijn opdracht niet volbrengen.
If you don't finish your plate in three minutes, you won't get dessert.
Als je binnen drie minuten je bord niet leeg hebt, krijg je geen toetje.