Vertaling van flower
I flower
you flower
we flower
ik bloei
jij bloeit
wij bloeien
» meer vervoegingen van bloeien
I flower
you flower
we flower
ik bloei
jij bloeit
wij bloeien
» meer vervoegingen van bloeien
I flower
you flower
we flower
ik knop
jij knopt
wij knoppen
» meer vervoegingen van knoppen
I flower
you flower
we flower
ik groei uit
jij groeit uit
wij groeien uit
» meer vervoegingen van uitgroeien
blom
bloempje
bloemetje
zomer
Voorbeelden in zinsverband
Bees fly from flower to flower.
Bijen vliegen van bloem tot bloem.
That flower smells sweet.
Deze bloem ruikt lekker.
We must water the flower.
We moeten de bloem water geven.
There is a flower shop near by.
Er is een bloemenwinkel in de buurt.
This flower gives off a strong fragrance.
Deze bloem geeft een sterke geur af.
That flower has a strong smell.
Die bloem ruikt sterk.