Vertaling van four
Voorbeelden in zinsverband
You have four dogs.
Je hebt vier honden.
A table has four legs.
Een tafel heeft vier poten.
Mr Brown has four children.
Meneer Brown heeft vier kinderen.
"Nearly four pounds," says Bob.
"Ongeveer vier pond", zegt Bob.
The chicken laid four eggs.
De kip heeft vier eieren gelegd.
The rain lasted four days.
Het regende gedurende vier dagen.
Jorge can speak four languages.
Jorge kan vier talen spreken.
Mr. Brown has four children.
Meneer Brown heeft vier kinderen.
Two plus two makes four.
Twee plus twee is vier.
My mother has four brothers.
Mijn moeder heeft vier broers.
Two, four, six, etc. are even numbers.
2, 4, 6 enz. zijn even getallen.
He promised me to come at four.
Hij beloofde me om vier uur te zullen komen.
She could read when she was four.
Ze kon lezen toen ze vier was.
His mother died four years later.
Zijn moeder stierf vier jaar later.
Only four horses were in the race.
Er deden maar vier paarden mee aan de race.