Vertaling van fun
speelsheid
amusement
schik
amusement
closetrolhouder
Voorbeelden in zinsverband
Have fun.
Veel plezier!
Playing basketball is fun.
Basketbal spelen is leuk.
Staying home isn't fun.
Thuis blijven is niet leuk.
Yesterday we had fun.
Wij hebben ons gisteren geamuseerd.
It would be fun.
Dat zou leuk zijn.
Playing baseball is fun.
Het is leuk om honkbal te spelen.
We will have much fun.
We gaan veel plezier beleven.
The party was really fun.
Het feestje was echt leuk.
It's fun to play baseball.
Het is leuk om honkbal te spelen.
The party was a lot of fun.
Het feestje was echt leuk.
We had a lot of fun together.
We hadden veel plezier samen.
It's really fun to learn Esperanto.
Het is heel leuk Esperanto te leren.
I knew that today would be fun.
Ik wist wel dat het vandaag leuk ging worden.
You should not make fun of him.
Je moet hem niet uitlachen.
Learning a foreign language is fun.
Het is leuk om een vreemde taal te leren.