Vertaling van glasses
fok
Voorbeelden in zinsverband
These glasses are beautiful.
Deze brillen zijn mooi.
He wears glasses.
Hij draagt een bril.
He needs glasses.
Hij heeft een bril nodig.
Where are my glasses?
Waar is mijn bril?
I can read without glasses.
Ik kan lezen zonder bril.
The boy is wearing glasses.
Het jongetje draagt een bril.
I need glasses to read.
Ik heb een bril nodig om te lezen.
He always wears dark glasses.
Hij draagt altijd een donkere bril.
I want a few empty glasses.
Ik wil een paar lege glazen.
Mr. Brown is looking for his glasses.
Meneer Brown is op zoek naar zijn bril.
Almost one-third of all office workers wear glasses.
Bijna een derde van alle kantoormedewerkers draagt een bril.
These glasses do not fit me well. They are too large.
Deze brillen passen me niet goed, ze zijn te groot.
In England the waiter asked us: how much beer would you like? A half pint, or a pint? Because we still didn't know how much that was, we asked him to show us the glasses.
In Engeland vroeg de kelner ons: hoeveel bier wilt ge? Een halve "pint" of een "pint"? Omdat we niet wisten hoeveel dat dan wel was, vroegen we hem de glazen te tonen.