Vertaling van grass
I grass
you grass
we grass
ik verlul
jij verlult
wij verlullen
» meer vervoegingen van verlullen
verraden
I grass
you grass
we grass
ik verklap
jij verklapt
wij verklappen
» meer vervoegingen van verklappen
beschijten
I grass
you grass
we grass
ik beschijt
jij beschijt
wij beschijten
» meer vervoegingen van beschijten
I grass
you grass
we grass
ik laat los
jij laat los
wij laten los
» meer vervoegingen van loslaten
klikken
I grass
you grass
we grass
ik klap
jij klapt
wij klappen
» meer vervoegingen van klappen
Voorbeelden in zinsverband
Stay off the grass.
Loop niet op het gras.
Old cows eat tender grass.
Een oude bok lust ook nog wel een groen blaadje.
Cows are eating grass in the meadow.
Koeien grazen in de wei.
Some children are playing on the grass.
Enkele kinderen zijn op het gras aan het spelen.
The grass is always greener on the other side.
Het gras aan de andere kant van de heuvel is altijd groener.
Twice a week the gardener would come to mow the grass, so I could never lie and read in the long grass.
Twee keer in de week kwam de tuinman om het gras te maaien, daarom kon ik nooit in het lange gras liggen.
The smell of cut grass summons up images of hot summer afternoons.
De geur van gemaaid gras roept beelden op van hete zomermiddagen.