Vertaling van grow
doen groeien
I grow
you grow
we grow
ik groei
jij groeit
wij groeien
» meer vervoegingen van groeien
I grow
you grow
we grow
ik word
jij wordt
wij worden
» meer vervoegingen van worden
I grow
you grow
we grow
ik verbouw
jij verbouwt
wij verbouwen
» meer vervoegingen van verbouwen
I grow
you grow
we grow
ik groei
jij groeit
wij groeien
» meer vervoegingen van groeien
Voorbeelden in zinsverband
Ill weeds grow apace.
Onkruid vergaat niet.
We grow wheat here.
We verbouwen tarwe hier.
Oranges grow in warm countries.
Sinaasappels groeien in warme landen.
Plants grow quickly after rain.
Planten groeien snel na regen.
Where in Austria did you grow up?
Waar in Oostenrijk ben je opgegroeid?
Money doesn't grow on trees, you know.
Het geld groeit me niet op de rug, weet je.
When I grow up, I want to be a king.
Als ik later groot ben, wil ik koning worden.
What will you do when you grow up?
Wat zal je doen wanneer je volwassen bent?
I want to grow good vegetables, rice, fruit and so on.
Ik wil goede groenten kweken, rijst, fruit enzovoort.
"It's fine," Dima laughed. "I'm still growing, after all. I'll grow into it."
"Het is prima," lachte Dima. "Ik ben per slot van rekening nog in de groei. Ik groei er wel in."
If you want to become big and strong when you grow up, you have to eat a lot of spinach and peanut butter sandwiches.
Als je later groot en sterk wilt worden, moet je veel spinazie en boterhammen met pindakaas eten.