Vertaling van guest

Inhoud:

Engels
Nederlands
guest, sojourner {zn.}
gast  [m]
logé [m]
introducé [m]
You're our guest for the week.
Je bent onze gast van de week.
I'd like you to be my guest tonight.
Ik wil dat je vanavond mijn gast bent.
guest, invitee {zn.}
invité
genodigde [m] (de ~)
guest, invitee {zn.}
logeergast
slaper [m] (de ~)
logé [m] (de ~)
guest, invitee {zn.}
gast [m] (de ~)
guest, invitee {zn.}
introducé [m] (de ~)
guest, invitee {zn.}
gast [m] (de ~)
guest, invitee {zn.}
pensiongast [m] (de ~)


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

You're our guest for the week.

Je bent onze gast van de week.

I'm back! Oh? Have we got a guest?

Ik ben er weer! O, hebben we bezoek?

I'd like you to be my guest tonight.

Ik wil dat je vanavond mijn gast bent.


Gerelateerd aan guest

sojourner - inviteeguest - individual - caller - client