Vertaling van gum
Inhoud:
Engels
Nederlands
to erase, to gum {ww.}
met gom bestrijken
gommen
gommen
I gum
you gum
we gum
ik gom
jij gomt
wij gommen
» meer vervoegingen van gommen
to gum {ww.}
gommen
I gum
you gum
we gum
ik gom
jij gomt
wij gommen
» meer vervoegingen van gommen
eraser, gum {zn.}
gom
gummi
gummi
I chewed the gum.
Ik kauwde de gom.
gingiva, gum {zn.}
parodontium
tandvlees
tandvlees
glue, gum, mucilage {zn.}
Kleef
plakspul
kleefpasta
plaksel
lijm
plakspul
kleefpasta
plaksel
lijm
glue, gum, mucilage {zn.}
houtlijm
glue, gum, mucilage {zn.}
gom
glue, gum, mucilage {zn.}
beenderlijm
glutine
glutine
chewing gum, gum {zn.}
kauwgom
kauwgum
kauwgum
glue, gum, mucilage {zn.}
hechtmiddel
kleefmiddel
plakmiddel
kleefmiddel
plakmiddel
Voorbeelden in zinsverband
Engels
Nederlands
I chewed the gum.
Ik kauwde de gom.
The gum adhered to the sole of the shoe.
De kauwgom kleefde aan de schoenzool.