Vertaling van have time
I time
you time
we time
ik time
jij timet
wij timen
» meer vervoegingen van timen
I time
you time
we time
ik time
jij timet
wij timen
» meer vervoegingen van timen
I time
you time
we time
ik klok
jij klokt
wij klokken
» meer vervoegingen van klokken
Voorbeelden in zinsverband
I don't have time.
Ik heb geen tijd.
I don't have time now.
Ik heb nu geen tijd.
We have time enough to eat.
We hebben genoeg tijd om te eten.
You never have time for important things!
Jij hebt nooit tijd voor de belangrijke dingen!
I don't know if I'll have time.
Ik weet niet of ik tijd heb.
I don't have time for you.
Ik heb geen tijd voor u.
Do you have time to help me?
Hebt ge tijd om mij te helpen?
I don't have time to write.
Ik heb geen tijd om te schrijven.
Do you have time to read the newspaper in the morning?
Heb je 's ochtends tijd om de krant te lezen?
I don't have time to be bothered by such small things.
Ik heb geen tijd om me druk te maken over zulke kleinigheden.
I’d certainly like to go and watch a film, but I’m not sure if I have time.
Ik heb wel zin om een film te gaan kijken, maar ik weet niet zeker of ik tijd heb.