Vertaling van holiday

Inhoud:

Engels
Nederlands
holiday {bn.}
rustdag
snipperdag
vakantiedag
vrije dag
spare time, time off, vacation, holiday, leave, leisure {zn.}
vakantie  [v]
vrije tijd
verlof 
What do you do in your spare time?
Wat doet gij in uw vrije tijd?
How was your vacation?
Hoe was je vakantie?
holiday {zn.}
heiligdag
heiligendag
heiligedag
holiday {zn.}
vakantiedag [m] (de ~)
holiday, vacation {zn.}
vakantie [v] (de ~)
I'll be taking a vacation next month.
Ik neem vakantie volgende maand.
The vacation is close to an end.
De vakantie is bijna om.
holiday, vacation {zn.}
verloftijd
verlof [o] (het ~)


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Today is a national holiday.

Vandaag is een nationale feestdag.

He enjoys reading novels on holiday.

Hij leest graag romans op vakantie.

We had a fantastic holiday in Sweden.

We hebben een geweldige vakantie in Zweden gehad.

I went to Bali on summer holiday.

In de zomervakantie ging ik naar Bali.

Have a nice holiday!

Een prettige vakantie!

This holiday isn't much fun - we should go home.

Deze vakantie is niet zo leuk, we zouden naar huis moeten gaan.

While they were away on holiday, their neighbours looked after the dog.

Toen ze op vakantie waren zorgden hun buren voor de hond.

I enjoyed the holiday all the better for being with you.

Ik kon des te meer van mijn vrije dag genieten door met jou samen te zijn.

We argued with each other about the best place for a holiday.

We discussieerden met elkaar over de beste vakantiebestemming.

When you're beginning to look like the photo in your passport, you should go on a holiday.

Als je op de foto in je paspoort begint te lijken moet je op vakantie gaan.

He has a holiday job as a tourist guide.

Hij heeft een vakantiebaan als gids.

A few days ago, I was on holiday by the sea, sunbathing on a yacht.

Ik was enkele dagen geleden op vakantie aan zee en lag op een jacht te zonnebaden.

I would like to apply for a holiday job as a group leader.

Ik zou graag solliciteren naar een vakantiebaan als groepsleider.


Gerelateerd aan holiday

spare time - time off - vacation - leave - leisureday - period