Vertaling van it

Inhoud:

Engels
Nederlands
it {pers. vnw.}
't
het 


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

It snows.

Het sneeuwt.

Forget it.

Vergeet dat.

It rained.

Het regende.

When it rains, it pours.

Een ongeluk komt zelden alleen.

It never rains, it pours.

Een ongeluk komt zelden alleen.

It looks like snow, doesn't it?

Het lijkt op sneeuw, is het niet?

It has suddenly gotten cold, hasn't it?

Het is opeens koud geworden, hè?

I must find it.

Ik moet het vinden.

It seems warm outside.

Het lijkt buiten warm te zijn.

It won't work.

Dat zal niet werken.

It was Sunday yesterday.

Gisteren was het zondag.

Is it anything serious?

Is het iets ernstigs?

No one knew it.

Niemand wist dat.

It was very painful.

Het was erg pijnlijk.

How did it happen?

Hoe is dat gebeurd?