Vertaling van jack
contactbus
I jack
you jack
we jack
ik krik op
jij krikt op
wij krikken op
» meer vervoegingen van opkrikken
vijzelen
I jack
you jack
we jack
ik vijzel op
jij vijzelt op
wij vijzelen op
» meer vervoegingen van opvijzelen
zot
autocric
autokrik
cric
handarbeider
loonarbeider
werkman
dommekracht
bankschroef
Jacobus
Jaap
varensman
zeevaarder
zeerob
Voorbeelden in zinsverband
My name is Jack.
Ik heet Jack.
Jack doesn't drive fast.
Jack rijdt niet snel.
Jack isn't there.
Jack is hier niet.
Jack isn't here.
Jack is niet hier.
Jack may speak Spanish, too.
Misschien spreekt Jack ook Spaans.
Don't be so wild, Jack.
Jack, doe niet zo wild.
Mary swims as fast as Jack.
Maria zwemt even snel als Jakobo.
Jack exchanged the cow for the seeds.
Jack ruilde de koe voor de zaden.
How long have you known Jack?
Hoe lang ken je Jack al?
Jack was laughed at by all the boys.
Jack werd uitgelachen door al de jongens.
Mary swims just about as fast as Jack.
Maria zwemt ongeveer net zo snel als Jack.
Jack was never to see his sister again.
Jack zou zijn zus nooit meer zien.
Jack always finds fault with others. That's why everybody avoids him.
Jack vit altijd op anderen. Daarom mijdt iedereen hem.