Vertaling van key
toonaard
voornaamste
toonschaal
scala
Voorbeelden in zinsverband
My room key, please.
Mijn kamersleutel graag.
I lost my key.
Ik heb mijn sleutel verloren.
Give me the key.
Geeft u me de sleutel.
Here is my key.
Hier is mijn sleutel.
I've lost my car key.
Ik ben de sleutel van mijn auto verloren.
He looked for the key.
Hij zocht naar de sleutel.
I have lost my key.
Ik heb mijn sleutel verloren.
I have lost the key.
Ik ben de sleutel kwijt.
You are looking for your key.
Je bent je sleutel aan het zoeken.
Give me the key to this lock!
Geef me de sleutel van dit slot!
Can I have the key now, please?
Kan ik nu de sleutel hebben?
John took a key from his pocket.
John haalde een sleutel uit zijn zak.
Give me the key to this castle!
Geef me de sleutel van dit slot!
I'm a lock without a key.
Ik ben een slot zonder een sleutel.
I can't open the door. Do you have the key?
Ik kan de deur niet openen. Hebt gij de sleutel?