Vertaling van killed
I killed
you killed
he/she/it killed
ik doodde
jij doodde
hij/zij/het doodde
» meer vervoegingen van doden
afstemmen
I killed
you killed
he/she/it killed
ik stemde weg
jij stemde weg
hij/zij/het stemde weg
» meer vervoegingen van wegstemmen
kapotmaken
doodmaken
I killed
you killed
he/she/it killed
ik doodde
jij doodde
hij/zij/het doodde
» meer vervoegingen van doden
I killed
you killed
he/she/it killed
ik goot in
jij goot in
hij/zij/het goot in
» meer vervoegingen van ingieten
he/she/it killed
they killed
hij/zij/het plensde neer
zij plensden neer
» meer vervoegingen van neerplenzen
leegdrinken
I killed
you killed
he/she/it killed
ik dronk uit
jij dronk uit
hij/zij/het dronk uit
» meer vervoegingen van uitdrinken
I killed
you killed
he/she/it killed
ik trapte uit
jij trapte uit
hij/zij/het trapte uit
» meer vervoegingen van uittrappen
he/she/it killed
they killed
hij/zij/het stroomde neer
zij stroomden neer
» meer vervoegingen van neerstromen
Voorbeelden in zinsverband
Betty killed her mother.
Betty vermoordde haar moeder.
Abbott killed Mary.
Abbott heeft Mary gedood.
Betty killed him.
Betty heeft hem gedood.
Betty killed her.
Betty vermoordde haar.
Tom killed the spider.
Tom heeft de spin doodgemaakt.
She killed herself yesterday.
Ze heeft gisteren zichzelf gedood.
Betty killed his mother.
Betty heeft zijn moeder vermoord.
Barbara was killed by Alister.
Barbara werd door Alister gedood.
That fox must have killed the hen.
Die vos moet de hen gedood hebben.
He was killed in the war.
Hij werd gedood in de oorlog.
Yukio Mishima killed himself in 1970.
Yukio Mishima pleegde zelfmoord in 1970.
Bill was killed by that man.
Bill werd gedood door die man.
Bill was killed by an intruder.
Bill was door een inbreker vermoord.
No passengers were killed in the accident.
Bij het ongeval zijn geen passagiers omgekomen.
Four families were killed in the fire.
Vier gezinnen kwamen om in de brand.