Vertaling van kiss
I kiss
you kiss
we kiss
ik zoen
jij zoent
wij zoenen
» meer vervoegingen van zoenen
penseelvoering
smak
klapzoen
I kiss
you kiss
we kiss
ik lik af
jij likt af
wij likken af
» meer vervoegingen van aflikken
kussen
aflikken
aflebberen
I kiss
you kiss
we kiss
ik zoen
jij zoent
wij zoenen
» meer vervoegingen van zoenen
zoen
lik
smok
smak
kukkel
Voorbeelden in zinsverband
Let's kiss.
Laat ons zoenen.
I want to kiss you.
Ik wil je zoenen.
Why did you kiss me?
Waarom zoende je me?
You may now kiss the bride.
U mag nu de bruid kussen.
Their kiss had been discovered by Charlotte.
Hun kus was ontdekt door Charlotte.
I kiss with my eyes open.
Ik kus met open ogen.
Tom gave Mary a tender kiss.
Tom gaf Mary een tedere kus.
She gave me a kiss suddenly
Ze gaf me plotseling een kus.
He gave her her first kiss.
Hij gaf haar haar eerste kus.