Vertaling van land

Inhoud:

Engels
Nederlands
to land, to berth {ww.}
aan wal komen
landen
aan land gaan

I land
you land
we land

ik land
jij landt
wij landen
» meer vervoegingen van landen

to land {ww.}
landen
aanlanden
aan land gaan

I land
you land
we land

ik land
jij landt
wij landen
» meer vervoegingen van landen

to land, to alight, to beach {ww.}
landen
neerstrijken
dalen 

I land
you land
we land

ik land
jij landt
wij landen
» meer vervoegingen van landen

to land, to set down {ww.}
landen

I land
you land
we land

ik land
jij landt
wij landen
» meer vervoegingen van landen

to land, to set ashore, to shore {ww.}
ontschepen

I land
you land
we land

ik ontscheep
jij ontscheept
wij ontschepen
» meer vervoegingen van ontschepen

to land, to set down {ww.}
landen

I land
you land
we land

ik land
jij landt
wij landen
» meer vervoegingen van landen

agriculture, farming, land {zn.}
agricultuur
akkerbouw [m] (de ~)
estate, farm, property, ranch, land {zn.}
boerderij  [v]
goed  [o]
bezitting [v]
landgoed [o]
The stable is right behind the farm house.
De stal is net achter de boerderij.
Last summer, I worked part time on a farm.
Vorige zomer werkte ik parttime op een boerderij.
country, land {zn.}
land  [o]
The sailors saw land.
De zeelui zagen land.
They abandoned their country.
Ze verlieten hun land.
earth, land, ground, soil {zn.}
aarde  [v]
grond [m]
land  [o]
aardbodem 
bodem [m]
aardrijk  [o]
The earth is made up of sea and land.
De aarde bestaat uit zee and land.
The earth is round.
De aarde is rond.
to bring, to land {ww.}
brengen

I land
you land
we land

ik breng
jij brengt
wij brengen
» meer vervoegingen van brengen

Wars bring scars.
Oorlogen brengen littekens.
I'll bring one more towel.
Ik zal nog een handdoek brengen.
to bring, to land {ww.}
landen

I land
you land
we land

ik land
jij landt
wij landen
» meer vervoegingen van landen



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

The sailors saw land.

De zeelui zagen land.

Tomorrow, he will land on the moon.

Morgen landt hij op de maan.

The duke holds a lot of land.

De hertog bezit veel land.

The one resource more precious than any other was land.

De enige hulpbron die kostbaarder was dan alle andere was land.

For three hundred years they have farmed the surrounding land.

300 jaar lang hebben ze het omliggende land bebouwd.

Nearly 80 percent of the land is mountains.

Bijna 80 procent van het land is bergen.

Whales are said to have lived on land long ago.

Men zegt dat walvissen lang geleden op het droge leefden.

The land to the northeast was low-lying.

Het land ten noordoosten was laagland.

The earth is made up of sea and land.

De aarde bestaat uit zee and land.

Far away across the sea lies the sunny land of Italy.

Ver weg aan de andere kant van de zee ligt het zonnige land Italië.

Tell those people to back off so that the helicopter can land.

Zeg dat ze plaats voor de helikopter moeten maken.


Gerelateerd aan land

berth - alight - beach - set down - set ashore - shore - agriculture - farming - estate - farm - property - ranch - country - earth - groundarrive - land - agriculture - alter - place down