Vertaling van lapsed

Inhoud:

Engels
Nederlands
lapsed, nonchurchgoing {bn.}
onkerkelijk
buitenkerkelijk
onkerks
decayed, decrepit, dilapidated, lapsed, rickety, ramshackle, seedy, void {bn.}
aftands
bouwvallig
gammel
uitgeleefd
uitgewoond
wrak 
to drop, to fall, to lapse {ww.}
vallen 
verschieten
neervallen
afvallen 

I lapsed
you lapsed
he/she/it lapsed

ik viel
jij viel
hij/zij/het viel
» meer vervoegingen van vallen

Let's drop it.
Laat vallen.
Don't drop that glass.
Laat dat glas niet vallen.
to lapse, to backslide {ww.}
terugvallen

I lapsed
you lapsed
he/she/it lapsed

ik viel terug
jij viel terug
hij/zij/het viel terug
» meer vervoegingen van terugvallen

to fall back, to lapse, to recidivate, to regress, to relapse, to retrogress {ww.}
geraken
raken
vervallen

I lapsed
you lapsed
he/she/it lapsed

ik geraakte
jij geraakte
hij/zij/het geraakte
» meer vervoegingen van geraken

to fall back, to lapse, to recidivate, to regress, to relapse, to retrogress {ww.}
terugvallen

I lapsed
you lapsed
he/she/it lapsed

ik viel terug
jij viel terug
hij/zij/het viel terug
» meer vervoegingen van terugvallen

to fall back, to lapse, to recidivate, to regress, to relapse, to retrogress {ww.}
terugzakken

he/she/it lapsed
they lapsed

hij/zij/het zakte terug
zij zakten terug
» meer vervoegingen van terugzakken

to fall back, to lapse, to recidivate, to regress, to relapse, to retrogress {ww.}
recidiveren

I lapsed
you lapsed
he/she/it lapsed

ik recidiveerde
jij recidiveerde
hij/zij/het recidiveerde
» meer vervoegingen van recidiveren

to elapse, to glide by, to go along, to go by, to lapse, to pass, to slide by, to slip away, to slip by {ww.}
voorbijgaan
vlieden
verlopen
omgaan
vervlieden
verstrijken
verglijden

I lapsed
you lapsed
he/she/it lapsed

ik ging voorbij
jij ging voorbij
hij/zij/het ging voorbij
» meer vervoegingen van voorbijgaan

You can drink water, but you can also pass it.
Water kun je drinken, maar je kunt er ook aan voorbijgaan.
to fall back, to lapse, to recidivate, to regress, to relapse, to retrogress {ww.}
verjaren

I lapsed
you lapsed
he/she/it lapsed

ik verjaarde
jij verjaarde
hij/zij/het verjaarde
» meer vervoegingen van verjaren