Vertaling van leave behind

Inhoud:

Engels
Nederlands
to leave behind {ww.}
nalaten
achterlaten
to leave {ww.}
afstappen

I leave
you leave
we leave

ik stap af
jij stapt af
wij stappen af
» meer vervoegingen van afstappen

to exit, to go out, to alight, to emerge, to leave, to quit {ww.}
uitgaan 
uittreden
uitstijgen
uitstappen
uitlopen
uitkomen 

I leave
you leave
we leave

ik ga uit
jij gaat uit
wij gaan uit
» meer vervoegingen van uitgaan

Let's go out.
Laten we uitgaan.
I'd rather not go out this evening.
Ik zou beter niet uitgaan vanavond.
to depart, to leave, to set out {ww.}
op reis gaan
afreizen 

I leave
you leave
we leave

ik reis af
jij reist af
wij reizen af
» meer vervoegingen van afreizen

to depart, to leave, to sail, to start {ww.}
afvaren

I leave
you leave
we leave

ik vaar af
jij vaart af
wij varen af
» meer vervoegingen van afvaren

to absent onself, to depart, to go away, to leave, to absent onself from {ww.}
vertrekken
weggaan 
zich verwijderen
afgaan 

I leave
you leave
we leave

ik vertrek
jij vertrekt
wij vertrekken
» meer vervoegingen van vertrekken

Let's leave.
Laten we weggaan.
I want to leave.
Ik wil weggaan.
to abandon, to desert, to forsake, to leave, to quit {ww.}
in de steek laten
laten varen
verlaten

I leave
you leave
we leave

ik verlaat
jij verlaat
wij verlaten
» meer vervoegingen van verlaten

to be lenient with, to indulge, to spare, to leave, to relent {ww.}
ontzien
sparen
toegeeflijk zijn voor
zich laten vermurwen

I leave
you leave
we leave

ik ontzie
jij ontziet
wij ontzien
» meer vervoegingen van ontzien

to depart, to leave, to set out {ww.}
afreizen 
op reis gaan

I leave
you leave
we leave

ik reis af
jij reist af
wij reizen af
» meer vervoegingen van afreizen

to allow, to leave, to let, to release {ww.}
laten
laten begaan
laten schieten
loslaten
toelaten

I leave
you leave
we leave

ik laat
jij laat
wij laten
» meer vervoegingen van laten

to bequeath, to leave {ww.}
nalaten

I leave
you leave
we leave

ik laat na
jij laat na
wij laten na
» meer vervoegingen van nalaten

to leave, to leave behind {ww.}
overlaten
to leave behind {ww.}
laten
scheiden
achterlaten


Gerelateerd aan leave behind

leave - exit - go out - alight - emerge - quit - depart - set out - sail - start - absent onself - go away - absent onself from - abandon - desertleave behind