Vertaling van lie
I lie
you lie
we lie
ik lieg
jij liegt
wij liegen
» meer vervoegingen van liegen
I lie
you lie
we lie
ik lig
jij ligt
wij liggen
» meer vervoegingen van liggen
I lie
you lie
we lie
ik lig
jij ligt
wij liggen
» meer vervoegingen van liggen
I lie
you lie
we lie
ik vlij neer
jij vlijt neer
wij vlijen neer
» meer vervoegingen van neervlijen
aanliggen
I lie
you lie
we lie
ik lig
jij ligt
wij liggen
» meer vervoegingen van liggen
Voorbeelden in zinsverband
Don't lie, Honey.
Niet liegen liefste.
He tells a lie.
Hij liegt.
Let sleeping dogs lie.
Je moet geen slapende honden wakker maken.
That was a lie.
Dat was een leugen.
This was a lie.
Dit was een leugen.
They never tell a lie.
Ze liegen nooit.
He told us a lie.
Hij loog tegen ons.
He may have told a lie.
Hij heeft misschien gelogen.
He has never told a lie.
Hij heeft nog nooit een leugen verteld.
We two know that you two lie.
Wij tweeën weten dat jullie tweeën liegen.
Nancy cannot have told a lie.
Nancy kon niet hebben gelogen.
They concluded that he had told a lie.
Ze kwamen tot de conclusie dat hij gelogen had.
It was obvious that they had told a lie.
Het was duidelijk dat ze gelogen hadden.
He tells a new lie to cover up those that came before.
Hij vertelt een nieuwe leugen om de voorafgaande te verdoezelen.
He said he hadn't been inside the room. That is a lie.
Hij zei dat hij de kamer niet binnen geweest was: dat is een leugen.