Vertaling van living
gedomicilieerd
gehuisvest
gevestigd
voortbestaan
aanzijn
broodwinning
bewonen
I am living
bestaan
I am living
leven
I am living
I am living
I am living
Voorbeelden in zinsverband
I'm living my dream.
Ik leef mijn droom.
He earns a living.
Hij verdient zijn boterham.
Where are you living now?
Waar woon je nu?
He's always been living in Tokyo.
Hij heeft altijd in Tokyo gewoond.
I have a friend living in London.
Ik heb een vriend die in Londen woont.
John cannot be living in London now.
John kan nu niet in Londen wonen.
Both the parents are still living.
Beide ouders leven nog.
Tom is living with his uncle now.
Tom woont nu bij zijn oom.
I think my living with you has influenced your way of living.
Ik denk dat ons samenwonen je manier van leven beïnvloed heeft.
It's convenient living so close to the station.
Het is handig om zo dicht bij het station te wonen.
He was envious of her way of living.
Hij was jaloers op haar levensstijl.
They earn their living by collecting and selling old newspapers.
Ze verdienen hun brood met het verzamelen en verkopen van oude kranten.
Tom doesn't know what Mary does for a living.
Tom weet niet wat Mary voor de kost doet.
Do you know what Tom does for a living?
Weet jij wat Toms beroep is?
Living in the country, I have few visitors.
Ĉar mi loĝas en la kamparo, mi malofte havas vizitantojn.