Vertaling van make it
stevenen
afstevenen
I make
you make
we make
ik koers
jij koerst
wij koersen
» meer vervoegingen van koersen
I make
you make
we make
ik doe
jij doet
wij doen
» meer vervoegingen van doen
I make
you make
we make
ik maak
jij maakt
wij maken
» meer vervoegingen van maken
pissen
sassen
urineren
wateren
plassen
zeiken
I make
you make
we make
ik pies
jij piest
wij piesen
» meer vervoegingen van piesen
I make
you make
we make
ik bekoor
jij bekoort
wij bekoren
» meer vervoegingen van bekoren
I make
you make
we make
ik versier
jij versiert
wij versieren
» meer vervoegingen van versieren
I make
you make
we make
ik verover
jij verovert
wij veroveren
» meer vervoegingen van veroveren
I make
you make
we make
ik verdien
jij verdient
wij verdienen
» meer vervoegingen van verdienen
I make
you make
we make
ik bebouw
jij bebouwt
wij bebouwen
» meer vervoegingen van bebouwen
I make
you make
we make
ik peuter los
jij peutert los
wij peuteren los
» meer vervoegingen van lospeuteren
I make
you make
we make
ik kweek
jij kweekt
wij kweken
» meer vervoegingen van kweken
I make
you make
we make
ik metsel
jij metselt
wij metselen
» meer vervoegingen van metselen
I make
you make
we make
ik creëer
jij creëert
wij creëren
» meer vervoegingen van creëren
I make
you make
we make
ik maak aan
jij maakt aan
wij maken aan
» meer vervoegingen van aanmaken
scheppen
I make
you make
we make
ik creëer
jij creëert
wij creëren
» meer vervoegingen van creëren
leiden
teweegbrengen
I make
you make
we make
ik veroorzaak
jij veroorzaakt
wij veroorzaken
» meer vervoegingen van veroorzaken
I make
you make
we make
ik timmer
jij timmert
wij timmeren
» meer vervoegingen van timmeren
I make
you make
we make
ik pleeg
jij pleegt
wij plegen
» meer vervoegingen van plegen
I make
you make
we make
ik bereik
jij bereikt
wij bereiken
» meer vervoegingen van bereiken
I make
you make
we make
ik prepareer
jij prepareert
wij prepareren
» meer vervoegingen van prepareren
beren
bouten
kakken
keutelen
ontlasten
schijten
uitpoepen
uitschijten
drukken
uitkakken
afgaan
I make
you make
we make
ik poep
jij poept
wij poepen
» meer vervoegingen van poepen
opbrengen
I make
you make
we make
ik doe
jij doet
wij doen
» meer vervoegingen van doen
vastleggen
I make
you make
we make
ik perk af
jij perkt af
wij perken af
» meer vervoegingen van afperken
I make
you make
we make
ik leg af
jij legt af
wij leggen af
» meer vervoegingen van afleggen
houden
I make
you make
we make
ik voer
jij voert
wij voeren
» meer vervoegingen van voeren
I make
you make
we make
ik bouw
jij bouwt
wij bouwen
» meer vervoegingen van bouwen
I make
you make
we make
ik richt aan
jij richt aan
wij richten aan
» meer vervoegingen van aanrichten
leggen
I make
you make
we make
ik leg aan
jij legt aan
wij leggen aan
» meer vervoegingen van aanleggen
I make
you make
we make
ik vlij neer
jij vlijt neer
wij vlijen neer
» meer vervoegingen van neervlijen
Voorbeelden in zinsverband
Let's make it brief.
Maak het kort.
You can make it.
Je kunt het!
We should make it if the traffic isn't too heavy.
We zouden er moeten geraken als er niet te veel verkeer is.
He'll be able to make it in three hours.
Hij kan het binnen drie uur halen.