Vertaling van meet
I meet
you meet
we meet
ik spreek af
jij spreekt af
wij spreken af
» meer vervoegingen van afspreken
elkaar tegenkomen
vergaderen
I meet
you meet
we meet
ik vergader
jij vergadert
wij vergaderen
» meer vervoegingen van vergaderen
komen halen
afhalen
I meet
you meet
we meet
ik haal op
jij haalt op
wij halen op
» meer vervoegingen van ophalen
I meet
you meet
we meet
ik ontmoet
jij ontmoet
wij ontmoeten
» meer vervoegingen van ontmoeten
I meet
you meet
we meet
ik kom samen
jij komt samen
wij komen samen
» meer vervoegingen van samenkomen
I meet
you meet
we meet
ik voltrek
jij voltrekt
wij voltrekken
» meer vervoegingen van voltrekken
Voorbeelden in zinsverband
You might meet him.
Het zou kunnen dat je hem gaat ontmoeten.
You may meet him.
Het zou kunnen dat je hem gaat ontmoeten.
Nice to meet you.
Aangenaam kennis te maken.
Where did you meet Tom?
Waar heb je Tom ontmoet?
When did you meet him?
Wanneer heb je hem ontmoet?
We will eventually meet today.
Uiteindelijk zullen we elkaar vandaag ontmoeten.
Nice to meet you, Ken.
Blij u te leren kennen, Ken.
I'd like to meet Tom.
Ik wil Tom graag ontmoeten.
Do you meet him often?
Ontmoet je hem vaak?
Did you meet him recently?
Hebt ge hem onlangs nog ontmoet?
Call me immediately after you meet him.
Bel me onmiddellijk nadat je hem hebt ontmoet.
Everyone wants to meet you. You're famous!
Iedereen wil je ontmoeten, je bent beroemd!
Let's meet the day after tomorrow.
Laten we overmorgen samenkomen.
Let's meet in front of the theater.
Laten we elkaar ontmoeten voor het theater.
Ah, when will they meet again?
Ah, wanneer ontmoeten ze elkaar weer?