Vertaling van merry
Inhoud:
Engels
Nederlands
gay, merry, cheerful {bn.}
goedgehumeurd
goedgeluimd
goedgeluimd
cheerful, gay, merry {bn.}
jolig
luimig
opgewekt
welgemutst
luimig
opgewekt
welgemutst
alert, brisk, lively, merry, rattling, snappy, spanking, zippy {bn.}
snelwerkend
festal, festive, gay, merry {bn.}
feestelijk
Voorbeelden in zinsverband
Engels
Nederlands
Merry Christmas!
Vrolijk kerstfeest!
He laughed a merry laugh.
Hij lachte een vrolijke lach.
If ifs and buts were candy and nuts, we'd all have a merry Christmas.
Als as meel en turf spek was, aten we alle dagen spekpannenkoeken.