Vertaling van mountain
kluit
hoop
boel
massa
bulk
bom
smak
pak
zwik
zooi
lading
bende
troep
stoot
stelletje
schep
sjees
vracht
veelheid
kwak
Voorbeelden in zinsverband
I go to the mountain.
Ik ga naar de berg.
How high is that mountain?
Hoe hoog is die berg?
Look at this high mountain.
Bekijk deze hoge berg.
There is snow on the mountain.
Er ligt sneeuw op de berg.
How much is that mountain bike?
Hoeveel kost die mountainbike?
We climbed up the steep mountain.
We beklommen de steile berg.
Let's climb that mountain to see it.
Laten we die berg beklimmen om het te zien.
What is the tallest mountain in Europe?
Wat is de hoogste berg van Europa?
I met some hikers on the mountain.
Ik ontmoette een aantal wandelaars op de berg.
The mountain is covered with snow.
De berg is bedekt met sneeuw.
My wish is to conquer this mountain.
Mijn wens is om deze berg te bedwingen.
The whole mountain turns red in autumn.
De hele berg wordt rood in de herfst.
The mountain is 2000 meters above sea level.
De berg is tweeduizend meter boven het zeeniveau.
The summit of the mountain is covered with snow.
De top van de berg is bedekt met sneeuw.
They were too tired to climb a mountain.
Ze waren te moe om een berg te beklimmen.