Vertaling van neighbour

Inhoud:

Engels
Nederlands
neighbour {zn.}
gebuur [v]
buurvrouw  [v]
neighbour {zn.}
buur [m]
buurman [m]
nabuur
gebuur [m]
He's my neighbour.
Hij is mijn buurman.
He is my neighbour.
Hij is mijn buur.
fellow-creature, neighbour {zn.}
naaste
medemens
"Love your neighbour as yourself" is a quotation from the Bible.
"Heb uw naaste lief als uzelf" is een citaat uit de Bijbel.
neighbor, neighbour {zn.}
buur [m] (de ~)
omwonenden
nabuur
gebuur
aanwonenden
Tom is a good neighbour.
Tom is een goede buur.
Tom is a good neighbor.
Tom is een goede buur.
neighbor, neighbour {zn.}
buurman [m] (de ~)
nevenman
buurvrouw [v] (de ~)
neighbor, neighbour {zn.}
naaste [m] (de ~)
evenmens
evennaaste
medemens [m] (de ~)
neighbor, neighbour {zn.}
buurland [o] (het ~)
The country declared war against its neighbor.
Het land heeft de oorlog verklaard aan zijn buurland.


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

He's my neighbour.

Hij is mijn buurman.

He is my neighbour.

Hij is mijn buur.

Tom is a good neighbour.

Tom is een goede buur.

A good neighbour is better than a brother far off.

Beter een goede buur dan een verre vriend.

"Love your neighbour as yourself" is a quotation from the Bible.

"Heb uw naaste lief als uzelf" is een citaat uit de Bijbel.


Gerelateerd aan neighbour

fellow-creature - neighbordenizen - adult male - adult female - homo - body politic