Vertaling van numbering
Inhoud:
Engels
Nederlands
to calculate, to count, to figure, to work out, to account, to number, to reckon, to tally, to add up {ww.}
He can't count.
Hij kan niet tellen.
My son can already count up to one hundred.
Mijn zoon kan al tot honderd tellen.
You could count to ten when you were two.
Wanneer je twee jaar oud was kon je al tot tien tellen.
There are so many stars in the sky, I can't count them all.
Er staan zoveel sterren aan de hemel, ik kan ze niet allemaal tellen.
to assign a number, to number {ww.}
nummeren
enumeration, numbering {zn.}
nummering
to count, to enumerate, to number, to numerate {ww.}
tellen
rekenen
rekenen
You can count on me any time.
Je kan wanneer dan ook op me rekenen.
to number {ww.}
nummeren