Vertaling van nurse
ziekenverpleger
verpleegkundige
broeder
zorgen voor
verplegen
I nurse
you nurse
we nurse
ik verzorg
jij verzorgt
wij verzorgen
» meer vervoegingen van verzorgen
oppassen
I nurse
you nurse
we nurse
ik verzorg
jij verzorgt
wij verzorgen
» meer vervoegingen van verzorgen
I nurse
you nurse
we nurse
ik verpleeg
jij verpleegt
wij verplegen
» meer vervoegingen van verplegen
zogen
I nurse
you nurse
we nurse
ik voed
jij voedt
wij voeden
» meer vervoegingen van voeden
I nurse
you nurse
we nurse
ik koester
jij koestert
wij koesteren
» meer vervoegingen van koesteren
zabbelen
I nurse
you nurse
we nurse
ik sabbel
jij sabbelt
wij sabbelen
» meer vervoegingen van sabbelen
Voorbeelden in zinsverband
She is a nurse.
Ze is verpleegster.
A nurse wears white.
Een verpleegster kleedt zich in het wit.
She became a nurse.
Ze werd verpleegster.
The nurse is dressed in white.
De verpleegster is in het wit gekleed.
Her dream is to become a nurse.
Het is haar droom verpleegster te worden.
He's not a doctor, but a nurse.
Hij is geen dokter, maar een verpleger.
The nurse will tell you how to do it.
De verpleegster zal je uitleggen hoe dat moet.
I don't want to be a nurse any more.
Ik wil geen verpleegster meer zijn.
I want to be a doctor or a nurse or a teacher.
Ik wil dokter worden, of verpleger, of leraar.