Vertaling van objector
Inhoud:
Engels
Nederlands
adversary, opponent, objector, antagonist {zn.}
tegenstander
tegenspeler
tegenspeler
Our team defeated our opponent 5-4.
Onze ploeg heeft onze tegenstander met 5-4 verslagen.
We had no chance against that opponent in advance.
We waren bij voorbaat kansloos tegen die tegenstander.
contestant, dissenter, dissident, objector, protester {zn.}
andersdenkende